de eerste morgenschemering reeds
strijdvaardig, om de aanvallen des vijands met onverzwakten moed af te
weren of hem ten minste elken stap voorwaarts duur te doen betalen.
Maar dien dag, en insgelijks de twee volgende dagen, werden zij niets
anders verontrust dan door pijlen, welke de wapenknechten nu en dan naar
den toren schoten, en die de schildwachten der Kerels verplichtten zich
achter de kanteelen verborgen te houden.
Zij hadden door eenen hun toegeschoten brief de reden van deze
opschorsing der aanvallen tegen de kerk vernomen. De koning van
Frankrijk, wien waarschijnlijk was bericht geworden dat het Kerlenleger
Brugge naderde, was met het grootste gedeelte zijner heirkracht in de
richting naar Yperen getogen, om Willem Van Loo op te zoeken en hem den
veldslag aan te bieden.
Het heil van Kerlingaland en de redding der belegerden hingen dus af van
het lot eener enkele worsteling! Bleef Willem Van Loo in dezen eersten
schok der beide legers overwinnaar, dan zou niets meer aan de dappere en
verbitterde Kerels kunnen wederstaan; zij zouden de Franschen dwingen
Vlaanderen te verlaten en zouden dan onmiddellijk zegevierend naar
Brugge komen afgezakt, de Isegrims verpletten of verstrooien en hunne
broeders verlossen, die zoolang reeds schier zonder hoop, doch met
onplooibaren heldenmoed zich tegen twee legers hadden verdedigd.
Het bericht van des konings veldtocht in Kerlingaland had hun eenig
vertrouwen teruggeschonken. Dewijl men hun tevens had laten weten dat de
Isegrims waarschijnlijk gedurende de afwezigheid des konings geenen
ernstigen aanval tegen hen zouden beproeven, was hun de tijd gegund om
te rusten, ten einde weder krachten te verzamelen tot latere
worstelingen; maar zij lieten integendeel geen oogenblik voorbijgaan
zonder aan het scheppen van nieuwe verdedigingsmiddelen te arbeiden.
In de vrees dat de Isegrims misschien zouden pogen de vensters der kerk
te beklimmen, bouwden zij achter elk venster eene poort van stelling,
waarop een tiental mannen de wacht konden houden, niet alleen om de
bewegingen des vijands te bewaken en zijne inzichten af te spieden, maar
tevens om den wapenknechten door het schieten van pijlen alle nadering
te beletten.
Onder de vensters, op den vloer der kerk, legden zij vele balken, waarin
puntige houten, stalen pennen, zwaarden en moordpriemen bevestigd waren,
zoodat deze altezamen, als een gebosch van dreigende lansen, in de
hoogte staken en onfeilbaar elken ridder of
|