rden gedood of gewond."
GALB., p. 380.]
[Voetnoot 82: Zie het verhaal van Bertulfs schrikkelijke folteringen en
dood, op bevel van Willem Van Loo, bij GALBERTUS, p. 341.]
[Voetnoot 83: Volgens GALBERTUS (p. 353) werden de Kerels den 14 April,
na een bloedig gevecht, uit de opperkerk op den toren gedreven.]
XXIV
Er gloeide in Robrechts hart een diepe haat tegen den moordenaar
Burchard, die, wel zeker de oorzaak van al hunne ongelukken zijnde,
echter boos genoeg was geweest om de schuld op zijnen armen oom Bertulf
te leggen en hem zelfs na zijnen ijselijken marteldood nog te hoonen.
Van zijnen kant, was Burchard zoo verbolgen dat hij geenen blik op mher
Sneloghe of op Dakerlia kon werpen, of hij sidderde van woede en
wraakzucht.
Zij hadden op den toren nog hevige verwijten en uitdagingen gewisseld;
maar de krachtdadige tusschenkomst hunner gezellen en de zekerheid dat
zij bij het eerste morgenlicht weder zouden worden aangevallen, brachten
hen, in schijn ten minste, tot bedaren.
Te zamen konden zij evenwel niet blijven; want bij het minste woord
zouden zij elkander aan het lijf willen, en dan werden de Kerels
blootgesteld aan het gevaar van elkander in eenen gruwelijken
broederstrijd te vernielen.
Het verlies van den kastelein liet de Kerels zonder opperhoofd. Wie zou
nu over hen gebieden? Robrecht? Burchard? Geen van beiden zou de bevelen
van den anderen aanvaarden. Ja, zij konden elkander niet meer naderen
zonder in gramschap te ontvlammen.
Toen de dag reeds lang was aangebroken en men geene beweging onder de
vijanden opmerkte, brachten de algemene vermoeidheid en de nood tot
rusten, als van zelf de oplossing van het lastig raadsel.
Op den toren der kerk waren twee gaanderijen. De laagste was groot en
breed; de opperste, die wel vijftig voet boven de eerste was verheven,
had eenen minderen omvang. Zoo was insgelijks het binnenste van den
toren in twee verdiepen gedeeld, welke ruimte genoeg aanboden om zoo
weinig menschen tot woning te verstrekken.
Burchard, met een twaalftal Houtkerels, die uit plichtgevoel hem nog
bijbleven, klom naarboven en nam bezit van de opperste gaanderij. Hij
zou tot de verdediging medewerken zonder echter iemands bevel te
erkennen.
Opmerkelijk was het,--en Burchard bevond het nu met spijt en
schrik,---dat van al de Houtkerels die op den morgen van den moord met
hem in de kerk geslopen waren, geen enkele meer op den toren was. Allen
waren gesneuveld of gevan
|