of naar de naastliggende dorpen, waar zij geherbergd waren.
Zoo deden insgelijks de Vlaamsche ridders en wapenlieden; er bleven in
en rondom den burg niet meer krijgsknechten dan er noodig geacht waren
tot het bewaken des vijands en het verdedigen der reeds ingenomene
gebouwen.
Dan konden de Kerels met eenige bedaardheid hun verlies afmeten en
voorzorgen nemen tegen eenen nieuwen aanval.
Zij bevonden dat zij ongeveer zestig man vermisten, er onder gerekend
een tiental gekwetsten, die beneden in de kerk onder eene zijbeuk lagen
en daar werden verpleegd.
Na zulke lange bestorming en zulken geweldigen strijd binnen het
klooster, mocht dit verlies als gering aangezien worden; maar voor hen
was het echter zeer groot, dewijl zij hunne macht allengs zagen
wegsmelten en geen middel bezaten om ze te vernieuwen of te herstellen.
Zij waren dus nog honderdveertig man. Alles wel berekend was dit getal
toereikend om de kerk van boven den toren nog lang te verdedigen.
In deze overtuiging moedigden zij elkander tot onversaagdheid en tot
volharding aan. Zeker, het Kerlenleger zou hun te hulp komen; hun
heldhaftige tegenstand zou hun een eeuwigen roem en hunne vijanden eene
eeuwige schaamte zijn.
Ondanks de trotsche woorden, door Robrecht, Hacket en Burchard hun
toegestuurd, lieten sommige Kerels in stomme somberheid het hoofd
hangen. Zij gevoelden wel dat hier schier geene hoop op verlossing meer
overbleef: de dood, de ijselijkste marteldood spookte voor hunne oogen.
Evenwel, na zulke angstige overweging kwam telkens hun mannelijk gemoed
in opstand tegen die opwelling der ingeborene levensliefde, en zij,
heviger nog dan de anderen, zwoeren, zonder wankelen tot den laatste toe
met het zwaard in de vuist te sterven.
Na eene lange geheime beraadslaging besloten de oversten der Kerels
hunne middelen tot verdediging te berekenen, alsof men de benedenkerk
nog kon verliezen voordat hun hulp van buiten toekwam Dienvolgens zou
men de bovenkerk, dit is te zeggen de hooge gaanderij, die vroeger den
graaf tot hofkapelle had gediend, zooveel mogelijk versterken en er
eenen toereikenden voorraad van werptuigen en van levensmiddelen
verzamelen.
[Illustratie: ...mannen van vermoeidheid in slaap gevallen. (Bladz.
437.)]
In eenen hoek der kapelle bevond zich eene zeer nauwe deur, de eenige
langswaar men tot den toren kon opklimmen en, aangezien men allerlei
middelen tot verbalking en tot bedamming dezer deur en tevens der
kapelde
|