jn Van
Aelst belet de trouweloosheid tot het uiterste te drijven, geen uwer zou
heden nog leven. Men hadde u, na de aflevering van 's graven schat, uit
den burg laten gaan, u verraderlijk aangevat en u allen denzelfden dag
vermoord."
"Gruwelijk, gruwelijk!" zuchtte Bertulf. "Ik dank u voor uwen raad, mher
Walter. Zal men dan in deze verdorvene wereld zelfs aan het woord der
koningen niet meer mogen gelooven?"
"Ik ben van meening dat de koning van Frankrijk van dit verraad niet
weet."
"Was de goede raad, dien gij mij gegeven hebt, de eenige veropenbaring
welke gij mij wildet doen?"
"Neen, heer proost; nu ga ik u het ware doel mijner komst mededeelen.
Toen mher Baudewijn van de achterhouding der twee kostbare vaten sprak
en het verlies dezer voorwerpen betreurde, maakte ik mij sterk ze u door
een nieuw bedrog te ontrukken; en het is zoo dat ik belast werd als bode
tot u te komen. Mijn doel was u te redden, heer proost. Gij weet dat ik
altijd u veel vriendschap en eerbied heb toegedragen; van den eersten
dag des belegs ben ik er op bedacht geweest, ten minste u van den
wreeden dood te verlossen, en nu ben ik alleenlijk hier om u te vragen
of gij door mij behouden uit den burg en uit de stad wilt geleid
worden."
"Zoo in vollen dag, dwars door de Isegrims?" schertste de proost met
eenen twijfellach.
"Neen, in den nacht."
"Onmogelijk; tienmaal wierd ik ontdekt en aangevat."
"Daarin bedriegt gij u: ik ben niet alleen om u te redden. De zaak is
goed ontworpen. Wij komen te elf uren juist, onder voorwendsel van
rondom den burg te waken, met eene kleine bende Gentenaars nevens den
achtermuur van het klooster voorbij en zwaaien tot sein eene ontstoken
lantaarn over en weder. Op dit oogenblik laat gij u, bij middel van eene
koord, van den muur dalen. Wij, zonder gerucht te maken, vatten u aan en
leiden u naar de gevangenis ... dit is te zeggen buiten de Smedepoort,
die dezen nacht zal bewaakt worden door een mijner vrienden. Ik vergezel
u totdat gij geheel buiten de legerwachten zijt en niets meer hebt te
vreezen. Dan gaat gij een gedeelte van den nacht. Des anderen daags
bevindt gij u te midden der Kerels, buiten het bereik uwer vijanden. Wat
zegt gij van dit ontwerp?"
"Het is waarlijk niet slecht beraamd", antwoordde Bertulf, na eene korte
overweging. "Ik ben u uiterharte dankbaar voor dit bewijs uwer
vriendschap; doch ik kan uw voorstel niet aanvaarden Hier zal ik blijven
met mijne magen en gezellen."
"M
|