FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344  
345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   >>   >|  
nu, nu gij ons in den nood ziet, nu verblijdt gij u over ons ongeluk! Gave de hemel dat ik u kon bereiken! Ik zou u dwingen tot een gevecht om leven en dood; en, wees zeker, ik zou haar het hoofd verpletten, de vuige slang die ons arm Kerlingaland bezoedelt met haar venijn. God zelf roep ik hier tot getuige, dat gij een verachtelijk booswicht zijt; want eerst hebt gij uw vorst verraden, en nu verraadt gij uw eigen geslacht en uw vaderland!" Deze bloedige verwijten werden door iedereen gehoord, en vele ridders en wapenknechten zagen Disdir Vos met eenen blik van misprijzen aan. Hij scheen er geene acht op te slaan, en antwoordde door eenige scheldwoorden en bespottingen, waarin hij den naam van Robrechts zuster mengde. Mher Sneloghe, die den zin zijner onduidelijke bedreigingen niet had verstaan, werd door eenen hevigen angst getroffen, en kreet met de handen opgeheven: "Mijne zuster, mijne arme, onnoozele zuster, hij heeft ze vermoord! O, God, rechtvaardige God, waarom verbliksemt Gij het monster niet!" "Neen, neen, gij bedriegt u, mher Robrecht!" riep van beneden een ridder, ongetwijfeld door een gevoel van medelijden gedreven. "Wanhoop zoo niet: uwe zuster zit gevangen in sher Jacobs Steen; haar is niets!" "Zij leeft, mijne zuster leeft!" galmde Robrecht, terwijl hij, door blijdschap uitzinnig, zijnen vriend Yorg Koevoet juichend aan den hals vloog. De oude Bertulf had gedeeltelijk deze laatste uitroepingen gehoord. Een heldere glimlach kwam nu eensklaps zijn gelaat verlichten, en, als hadde hij een plotselijk voornemen opgevat, gaf hij eenen Kerel, die nevens hem stond, bevel om den hoorn te blazen. Toen Bandewijn Van Aelst weder aan den voet van den muur stond, riep de proost: "De veldheer houdt eene jonkvrouw gevangen, die Witta Sneloghe heet en mijne nicht is. Neemt gij als voorwaarde onzer overgaaf aan dat zij insgelijks in vrijheid zal worden gesteld?" Mher Baudewijn begon in schijn over deze vraag met zijne ridders te spreken. Men kon zien dat Disdir Vos met grammoedigheid zich tegen het aanvaarden van dezen nieuwen eisch verklaarde maar waarschijnlijk liet hij zich door des konings afgezant overreden; want deze riep tot den proost: "Ja, wij nemen de verbintenis aan de jonkvrouw, uwe nicht, in vrijheid te stellen en u toe te laten ze met u uit de stad te leiden." Robrecht drukte zijnen oom met ontroering de handen en dankte hem vurig. Zich weder tot mher Baudewijn wendende, vroeg de p
PREV.   NEXT  
|<   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344  
345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   >>   >|  



Top keywords:

zuster

 

Robrecht

 
Baudewijn
 

jonkvrouw

 

gehoord

 

proost

 
Disdir
 
ridders
 

gevangen

 

zijnen


Sneloghe
 
handen
 
vrijheid
 

plotselijk

 

drukte

 

eensklaps

 
voornemen
 

verlichten

 

gelaat

 

blazen


nevens

 

glimlach

 

leiden

 

opgevat

 

ontroering

 

Koevoet

 

juichend

 

wendende

 

uitzinnig

 

vriend


uitroepingen

 

laatste

 

dankte

 

Bertulf

 

gedeeltelijk

 
heldere
 
verklaarde
 

worden

 

blijdschap

 

insgelijks


waarschijnlijk
 
nieuwen
 

gesteld

 

spreken

 

grammoedigheid

 

aanvaarden

 
schijn
 

overgaaf

 
verbintenis
 

stellen