FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330  
331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   >>   >|  
, het geklingel van wapenen, het noodgeroep der Kerels en de zegekreten der Isegrims. "Blijft, blijft!" zeide hij tot de verschrikte jonkvrouwen. "Wij worden aangevallen, valsch, verraderlijk. Het zal niets zijn. Wacht op mijne terugkomst. Houdt u stil...." En met uitgetogen zwaard sprong hij naar buiten. Hier vond hij zijne gezellen naar den kant der Hofpoort in eenen schrikkelijken strijd gewikkeld. De vijand was binnen den burg! Aan het geroep "Isegrim, Isegrim!" "Blauwvoet, Blauwvoet!" dat tot herkenningsteeken in de duisternis van wederzijde werd aangeheven, meende Robrecht te kunnen oordeelen dat de vijand niet overmachtig was en door de Kerels, die nu uit al de gebouwen kwamen gestormd, wel ras zou verplet zijn. Onder het uitgalmen van den kreet: "Ravenschoot, Ravenschoot met mij!" wierp hij zich vooruit en hakte links en rechts op den vijand. Maar alhoewel het grootste getal der Gentenaars, die over den wal geklommen waren, reeds in hun bloed lagen te spartelen en door de Kerels werden vertreden, gelukte het den overblijvenden op dit oogenblik de poort te openen. Dan drong zulke machtige vloed van strijdzuchtige en plunderzieke mannen den burg binnen, dat de Kerels, na eenen langen en hardnekkigen wederstand, gedwongen werden te wijken, en zij stap voor stap den grond zich voelden ontnemen[73]. Robrecht Sneloghe dacht aan Dakerlia en aan zijne zuster. Hem schoot als een bliksem de overweging door den geest, dat zij in des kasteleins Steen niet veilig waren en onmiddellijk in des vijands handen zouden vallen. Hij liep uit het gevecht, sprong in de kamer, waar de jonkvrouwen zich bevonden, en riep: "Gauw, gauw, volgt mij! Spoedig, of het is te laat!" "Ach, de arme Eggard, onze beschermer, onze verlosser!" riep Witta. "Verlaat gij hem zonder medelijden, Robrecht? Zij zullen hem ijselijk martelen!" Op dit oogenblik woelde de gekwetste, hief de handen in de hoogte en murmelde op klagenden toon: "Robrecht, Robrecht!" Mher Sneloghe, tot in het diepste der ziel geroerd door zijnen roep, dien hij als een gebed tot bijstand aanzag, omvatte het lichaam van zijnen gekwetsten vriend, hief door eene geweldige krachtinspanning hem op den schouder en liep naar de deur, terwijl hij met koortsigen klem tot de jonkvrouwen zeide: "Volgt mij van nabij, verlaat mij niet! In het klooster, in de proostdij zijn wij niet veilig! Komt, komt!" Buiten, langs den kant der Love, vond hij nog eene talrijke
PREV.   NEXT  
|<   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330  
331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   >>   >|  



Top keywords:

Robrecht

 
Kerels
 
vijand
 

jonkvrouwen

 
Ravenschoot
 
binnen
 

Blauwvoet

 

Isegrim

 

handen

 

zijnen


veilig

 

oogenblik

 
werden
 

Sneloghe

 
sprong
 

Eggard

 

Spoedig

 
Isegrims
 

medelijden

 

zullen


ijselijk

 

zonder

 

zegekreten

 

verlosser

 

Verlaat

 
beschermer
 

kasteleins

 

overweging

 
bliksem
 

schoot


aangevallen

 

worden

 

verschrikte

 

onmiddellijk

 
gevecht
 

martelen

 

bevonden

 

blijft

 

vijands

 
zouden

vallen
 
Blijft
 

gekwetste

 

verlaat

 

koortsigen

 

terwijl

 

geweldige

 

krachtinspanning

 
schouder
 

klooster