FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339  
340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   >>   >|  
"De koning heeft mij nochtans gelast u te zeggen dat gij zonder verwijl alle mogelijke pogingen hoeft te beproeven om den schat des graven uit de handen der moordenaars te krijgen. Hij weet, door mher Frumold zelven, dat zij hem bezitten, en vreest dat zij hem bedektelijk naar den zeekant zullen zenden of, vooraleer te bezwijken, hem op eene andere wijze zullen doen verdwijnen. De koning belooft u door mij niet alleen het kasteleinschap van Brugge, maar nog uitgestrekte leenen, indien hij door uw toedoen 's graven schat bekomt." "Het onmogelijke kan ik evenwel niet!" zuchtte de veldheer. Na eenige oogenblikken de zaak bedacht te hebben, zeide mher Baudewijn: "Die hardnekkige Blauwvoeten, wat hopen zij? Hebben zij nog niet de minste neiging getoond om zich over te geven?" "Zich overgeven? De Kerels? Het zijn ontembare leeuwen Zij zullen zich tot den laatste toe op hunne wallen laten doodslaan. Van hen is er niets te verhopen dan door geweld!" "En indien gij hun de vrijheid aanboodt, op voorwaarde dat zij u des graven schat geheel en volledig ter hand stellen?" "Dit is onmogelijk; al wilde ik het doen, ik zou niet kunnen", antwoordde mher Van Praet. "Oordeel zelf: wij, ridders, die allereerst te wapen geloopen zijn om den dood van onzen graaf te wreken, hebben elkander met duren eede toegezworen niet te dulden dat een der moordenaars of hunner vrienden, in een woord, dat een der Erembalds gespaard worde of hem genade des levens worde verleend. Allen moeten sterven!" "Maar, veldheer, de koning wenscht zoo vurig des graven schat te bezitten, dat hij u zeker zou goedkeuren en mild beloonen, indien gij, om den schat hem te kunnen leveren, deze weinige Kerels in vrijheid liet gaan." "Onmogelijk, ik herhaal het u, mher Baudewijn; mijne ridders zouden tegen mij opstaan, en ik geloof zelfs niet dat de koning in persoon, hoezeer wij hem ook eerbiedigen, machtig genoeg zou zijn om hen daarin te doen toestemmen." Zij waren nu tot op de Groote Markt gekomen en naderden het huis, dat de veldheer sedert de overrompeling der stad tot zijn verblijf had gekozen. "Ziedaar mijne woning", zeide mher Van Praet. "Gelief mij te volgen, mher Baudewijn. Het middaguur is reeds voorbij. Gij moet vermoeid en hongerig zijn. Wees mijn gast." Baudewijn hield hem staan en zeide in gedachten, als hadde hij geene acht op deze uitnoodiging geslagen: "Er moet evenwel een middel zijn om 's graven schat uit hunne handen te krijgen!
PREV.   NEXT  
|<   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339  
340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   >>   >|  



Top keywords:

graven

 

Baudewijn

 
koning
 

zullen

 

veldheer

 

indien

 
evenwel
 
moordenaars
 

vrijheid

 

hebben


bezitten
 
handen
 
ridders
 

kunnen

 

Kerels

 

krijgen

 
wenscht
 

leveren

 

geslagen

 

weinige


goedkeuren

 

beloonen

 

uitnoodiging

 

genade

 

toegezworen

 

dulden

 

middel

 

hunner

 

wreken

 

elkander


vrienden

 

verleend

 

moeten

 

sterven

 

levens

 
Erembalds
 
gespaard
 

opstaan

 

overrompeling

 

verblijf


gekozen
 
sedert
 

gekomen

 

naderden

 

Ziedaar

 

woning

 
voorbij
 

vermoeid

 
Gelief
 

volgen