FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300  
301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   >>   >|  
udde hij moedeloos het hoofd. "Ik hoop niets", zeide hij, "het ergste moet mij gebeuren." "Hoe? Ik begrijp u niet." "Het is de straf der gruwelijke misdaad. Zij begint met mij." "Maar wat schuld hebt gij aan den moord des graven, Robrecht?" "Ach, ik heb er den gansenen nacht wakende aan gedroomd", zuchtte mher Sneloghe. "Wat schuld, Ludgard? Is de moordenaar Burchard niet van het bloed der Erembalds, evenals ik? Is het daarom niet dat de proost, dat de kastelein en ik gedwongen zijn hem te verdedigen? De bloedplicht maakt ons verantwoordelijk voor zijne daden...." "Maar, Robrecht, God, die de hoogste rechtvaardigheid is, oordeelt zoo niet. Hij loont ieder volgens zijne werken. Binnen weinige dagen zal de nieuwe graaf met het Kerlenleger voor Brugge verschijnen. Hij zal uwe verloofde en uwe zuster tegen gevangene ridders uitwisselen.... Kom, mijn vriend, heb moed!" Een soort van spotgrijns trok Robrechts lippen te zamen. "Moed?" schertste hij. "De wanhoop is ook moed, en zij maakt mij bekwaam tot blinde onversaagdheid. Kome de vijand, hij bestorme den burg, ik weet wel wie met vurige begeerte den dood zal zoeken...." Na eene wijl stilte greep de kanunnik mher Sneloghe de hand en zeide: "Neen, Robrecht, weersta de sombere vertwijfeling. Hare voorname bron is de onzekerheid waarin gij u aangaande het lot uwer zuster en uwer verloofde bevindt; ik begrijp het wel." De jonge ridder knikte bevestigend. "Welnu, vertrouw dan op mijne hulp, om dit lot te kennen." "Op uwe hulp?" mompelde Robrecht verbaasd. "Hoopt gij den burg te kunnen verlaten?" "Luister, het is nog een geheim. Wij kunnen den proost, noch den Kerels hier van eenig nut zijn. Wij hebben brieven aan pijlen gehecht en deze langs verschillige zijden in de stad doen schieten. Op dezelfde wijze is ons reeds antwoord toegekomen. De abt van het klooster te Eeckhout zal zich tot den veldheer begeven, om voor ons oorlof te bekomen tot het verlaten van den burg met de reliquieen en gewijde vaten. Hij kan dit oorlof niet blijven weigeren. Zoohaast ik in de stad ben, zal ik naar de plaats vernemen waar jonkver Wulf en uwe zuster zich bevinden, en ik zal wel eenig middel uitvinden om er u van te berichten. Ik ken vele ridders en bezit invloed genoeg bij mher Gervaas om de arme jonkvrouwen tegen den verrader Disdir Vos te beschermen." Robrecht greep de beide handen van den kanunnik en drukte ze dankbaar. Hij glimlachte; het scheen dat deze weinige
PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300  
301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   >>   >|  



Top keywords:

Robrecht

 

zuster

 

proost

 

weinige

 
kanunnik
 

kunnen

 

verlaten

 

verloofde

 
ridders
 

oorlof


begrijp
 
schuld
 

Sneloghe

 

Disdir

 

verbaasd

 

hebben

 

mompelde

 

verrader

 

Luister

 

Kerels


jonkvrouwen
 

geheim

 

dankbaar

 

ridder

 

bevindt

 

glimlachte

 
onzekerheid
 
waarin
 

aangaande

 
scheen

knikte

 

bevestigend

 
drukte
 

handen

 

brieven

 
beschermen
 
vertrouw
 

kennen

 

bevinden

 

bekomen


jonkver

 

middel

 

veldheer

 
begeven
 

uitvinden

 
reliquieen
 

gewijde

 

blijven

 

weigeren

 
Zoohaast