p te beuken. Maar hier werden zij van boven
de poort en van boven de wallen zoo overvloedig en zoo woedend met
steenbonken, met balken, met pijlen en met allerlei werptuig onthaald,
dat elke Isegrim, die dorst naderen, even ras verpletterd nederviel[68].
Het was als lage daar voor de poort een bodemloos graf, in welks
gewapenden muil honderden ridders en wapenlieden werden verzwolgen; want
dewijl van op de Markt immer nieuwe Isegrims in de nauwe straat
vooruitdrongen, werden de voorsten onweerstaanbaar tot voor de poort
gedreven, waar zij onder den hagel steenen en pijlen onmiddellijk werden
verpletterd.
In weinige oogenblikken was de gansche brug zoodanig met hoopen dooden
overdekt, dat de opgestapelde lijken zelven een onoverstapbaar beletsel
werden om nog de poort te naderen.
Onderwijl werd de akelige strijd nog op de Markt voortgezet door de
Kerels die van de gemeenschap met den burg waren afgescheiden geworden.
Zij vochten als verwoede leeuwen en zaaiden rondom zich dood en
vernieling in de schaar hunner vijanden, zoolang totdat, hun getal
schier geheel weggesmolten zijnde, hun geene hoop meer overbleef om te
kunnen overwinnen.
Dan, op de stem van Ingelram Van Eessen, drongen zij met eene laatste
inspanning van krachten door den drom hunner vijanden en weken, altijd
strijdende, in de St-Jakobsstraat.
Zoo geraakten zij, alhoewel aanzienlijk in getal verminderd, buiten de
Ezelpoort, en vonden hun behoud in het vrije veld.
Mher Gervaas Van Praet, die den noodlottigen toestand zijner mannen voor
de poort van den burg zelf had gaan erkennen, en de duizenden pijlen der
Kerels tot op het midden der Markt door de lucht hoorde snorren, deed de
trompers blazen en riep zijn leger naar den kant der
St-Christoffelskapelle te zamen.
Hier verhief zich een zoo lange en zoo dikwijls herhaalde zegeschreeuw,
dat de veldheer in langen tijd zich door niemand kon doen verstaan of
hooren.
Eindelijk gelukte het hem zijne bevelen aan eenige oversten mede te
deelen. Men moest bezit nemen van al de huizen rondom den burg en de
uitgangen dezer vesting met sterke wachten bezetten, opdat niemand der
Kerels, die er zich bevonden, mocht ontsnappen. De overige benden, de
wapenlieden bovenal, zouden bij De Christoffelskapelle gelegerd blijven,
en niemand hoegenaamd zou zich tot slapen begeven, aangezien men niet
twijfelen kon of de Kerels van den burg zouden nog eenen uitval
beproeven.
[Illustratie: ... De egge neergelaten en
|