FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288  
289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   >>   >|  
hij, niets te vreezen. "Zijt gij het, mher Disdir Vos?" vroeg Landfried door het kijkgat der poort. "Ik ben het, doe open", morde Disdir. "Waarom laat gij mij zoolang in de duisternis staan wachten?" "Een oogenblik, heer; ik haal de egge naarboven", antwoordde Landfried. Ondertusschen waren de honderd man, die den eersten aanval zouden wagen, op handen en voeten over de brug nader gekropen, en lagen nu stil en met opgehouden adem ter aarde, op eenige stappen achter Disdir Vos en zijne gezellen. De poort krijschte in hare hengels ... maar nauwelijks was zij half geopend, of de honderd mannen sprongen recht, drongen de beide deuren onweerstaanbaar open en stormden als een vloed met groot geschreeuw en gejuich er binnen. Hier trokken zij hunne zwaarden en vielen op de vijftig Kerels der wacht die, verrast en overrompeld, een oogenblik aarzelden; maar, door Landfried aangemoedigd, schier onmiddellijk in de nauwe Mariastraat eene onverwachte tegenweer boden, terwijl zij uit al hunne kracht om hulp riepen en de lucht deden hergalmen onder den noodkreet: "Verraad! verraad! Harop! harop!" Van boven de muren kwamen in korten tijd vele Kerels toegeloopen en het gelukte hun de Isegrims eenigen tijd terug te houden; maar dewijl deze laatsten meester van de poort waren, vonden hunne makkers van buiten geen beletsel om in de stad te komen. Welhaast was het hoofd van het ridderleger de poort genaderd, en nu drongen de Isegrims met weergalmend geschreeuw door de Mariastraat vooruit. Zoohaast een duizendtal ridders en wapenlieden de poort binnen waren, kon niets meer aan hunnen drang wederstaan, en zij stormden, elkander omverre loopende, naar de Markt. De noodkreet der aangevallen wacht was tot in den burg gehoord geworden. In minder dan eenen oogwenk waren al de Kerels te been; en, zonder goed te weten welk gevaar hen bedreigde, richtten zij zich naar de plaats der stad vanwaar de haropschreeuw in de hoogte steeg. Reeds toen de dikke drom der Isegrims den ingang van de Oudebrugstraat bereikte, werden zij van terzijde met woede aangevallen en boorden de Kerels eene breede klove in hunne schaar. Om elkander in de duisternis te kunnen herkennen, begonnen de Kerels elkander toe te roepen met het woord: "Blauwvoet! Blauwvoet!" En, hen daarin navolgende, riepen hunne vijanden: "Isegrim! Isegrim!" Geene dapperheid, geen geweld kon echter het ridderleger wederhouden van op de Markt zich te ontplooien; en daar beg
PREV.   NEXT  
|<   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288  
289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   >>   >|  



Top keywords:

Kerels

 

Isegrims

 

Disdir

 

Landfried

 
elkander
 

stormden

 

binnen

 

drongen

 
geschreeuw
 

aangevallen


Isegrim
 
Blauwvoet
 

ridderleger

 

riepen

 

noodkreet

 

Mariastraat

 

oogenblik

 

honderd

 

duisternis

 

hunnen


wederstaan
 

omverre

 

loopende

 

oogwenk

 

zonder

 

minder

 
gehoord
 
geworden
 

wapenlieden

 
buiten

beletsel

 

makkers

 
vonden
 

dewijl

 

laatsten

 
meester
 
Welhaast
 

Zoohaast

 

duizendtal

 

ridders


kijkgat

 

vooruit

 

weergalmend

 
genaderd
 

roepen

 
begonnen
 

herkennen

 

schaar

 

kunnen

 
daarin