FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287  
288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   >>   >|  
prak in stilte eenige woorden tot sher Gheldolf, waarna hij even ras vertrok. "Mher Vos", zeide deze laatste, opstaande, "de veldheer verzoekt ons hem voorbij Oostcamp op de baan naar Brugge te gaan vervoegen. Hij heeft ons belast op u te waken en ons verantwoordelijk gemaakt voor uw behoud. Gij zult het dus niet vreemd vinden dat wij u overal evenals uwe schaduw vergezellen. Gelief ons nu te volgen." Zij gingen door het dorp Oostcamp en kwamen welhaast op de groote baan van Kortrijk naar Brugge. Hier vonden zij het grootste gedeelte des legers, dat in dichte gelederen geschaard, op de baan stond. Volgens het ontvangen bevel hielden de wapenlieden zich zoo stil, dat men in de duisternis slechts van zeer nabij hunne tegenwoordigheid kon bemerken. Aan het hoofd dezer scharen, en wel een boogschot vooruit, hield zich mher Gervaas Van Praet met een honderdtal mannen, door hem onder de onversaagsten uitgekozen. Wel de helft dezer waren ridders, die gesmeekt hadden om van de voorwacht te mogen deel maken, en evenals de wapenlieden hunne harnassen en ijzeren wapening hadden afgelegd om geen het minste gerucht te maken. Slechts de helm en de ijzeren handschoenen hadden zij behouden. Toen Disdir Vos den veldheer was genaderd en zich door hem had doen herkennen, zeide hem deze aan het oor: "Alles is gereed; gij gaat vooruittreden met uwe beide gezellen, langzaam en voorzichtig. Honderd man zullen u volgen tot bij de brug achternakruipen. Doe nu wat gij mij hebt beloofd. Gelukken wij, ik zal u niet alleen beschermen, maar nog u doen beloonen door alles wat den hoogmoed van eenen ridder kan streelen." "Het is wel, men volge mij!" mompelde Disdir Vos, zich met loozen, tragen stap vooruit begevende. Het was zoo donker dat de beide ridders, die Disdir vergezelden, hem zelfs van nabij niet konden zien, en hem aan wederzijde bij den arm hielden om zijn spoor niet te verliezen. Zij kwamen tot op de brug, zonder dat de schildwachten boven den muur eenig gerucht hadden gehoord; maar nu klonk door de duisternis, op dreigenden toon, de roep: "Wie daar?" "Storm op zee! Wolf en Vos!" antwoordde Disdir. "Open mij de poort en haast u!" "Te wapen, te wapen!" klonk het schier onmiddellijk achter de poort. Disdir herkende de stem van Landfried, zijnen stedehouder, die bezig was met zijne mannen te wekken. Deze voorzorg kon het gelukken van zijn verraad moeielijker maken, doch het geheel beletten, daarvoor was, meende
PREV.   NEXT  
|<   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287  
288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   >>   >|  



Top keywords:

Disdir

 

hadden

 

duisternis

 

volgen

 
kwamen
 

hielden

 

wapenlieden

 

gerucht

 
ijzeren
 

mannen


vooruit
 
ridders
 

Brugge

 

Oostcamp

 

veldheer

 

evenals

 

mompelde

 

loozen

 

streelen

 

hoogmoed


ridder
 

tragen

 

wederzijde

 

woorden

 

konden

 

begevende

 
donker
 
vergezelden
 

beloonen

 
achternakruipen

zullen

 

langzaam

 
voorzichtig
 

Honderd

 

waarna

 
alleen
 
beschermen
 

Gheldolf

 

beloofd

 

Gelukken


verliezen

 

zijnen

 

stedehouder

 
Landfried
 

onmiddellijk

 
achter
 

herkende

 

wekken

 

geheel

 
beletten