oofd."
"Het zij zoo, ik begrijp dat gij deze voorzorg neemt."
"Des te meer dankbaarheid zal ik u bewijzen na het welgelukken onzer
poging."
"Anders vraag ik niet, heer."
"Welnu, men zal u hier wijn brengen", zeide de veldheer. "Verveel u
niet, mher Vos, terwijl ik alles ga bereiden tot onzen geheimen optocht
naar Brugge."
Met deze woorden verliet hij de kamer, bij welker deur onmiddellijk
eenige wapenlieden verschenen.
Disdir zette zich dichter bij de tafel en legde het hoofd op de handen.
Een glimlach speelde op zijne lippen; hij zegevierde! Zeker, zijn
aanslag zou gelukken. Daardoor zou hij niet alleenlijk bij de vervolging
en de wraak tegen de moordenaars van graaf Karel uitgezonderd blijven;
maar hij zou invloed en geloof genoeg bij den veldheer en zijne ridders
verkrijgen, om Robrecht Sneloghe zonder genade ter dood te doen brengen.
Dan bleef Dakerlia alleen; dan verviel zij geheel in zijne macht. En wie
weet? Misschien zou het gunstig gevoel dat zij, zooals hij meende, hem
vroeger had toegedragen, weder in haar hart ontwaken. Wat hij deed was
wel iets schromelijks, iets, dat zijn geweten hem innerlijk verweet als
een snood verraad; maar zoolang reeds verzamelde de gal der wraakzucht
zich in zijnen boezem! Robrecht Sneloghe in het verderf storten,
Dakerlia tot vrouw bekomen; voor dit dubbele geluk hadde hij zijne ziel
den booze zelven verpand.
Hij werd in zijne zoete droomerij gestoord door het gerucht van stappen
en van wapengeklingel, dat zich eensklaps door den ganschen burcht liet
vernemen. Ongetwijfeld had de veldheer zijne ridders het ontwerp
medegedeeld, en nu begaven zij zich allen naar de legerplaats, om er
zijne bevelen te gaan uitvoeren.
Nog lang bleef Disdir alleen. Eindelijk trad er een schalk in de kamer.
Deze zette eene groote kan wijn en drie bekers op de tafel en schonk in.
"Voor wie?" vroeg Disdir.
Maar vooraleer de schalk hem kon antwoorden, verschenen er twee ridders
in de deur. Dezen kwamen glimlachend tot hem, terwijl een hunner hem
zeide:
"Mher Disdir Vos, wij zijn door den veldheer belast, in afwachting dat
hij ons roepe, u gezelschap te houden. Wij nemen de vrijheid ons bij u
neder te zetten en, indien het u aangenaam is, met u eenen dronk op de
gewichtige onderneming te ledigen."
"Dit gaat u, mher Gheldorf van Stalhille", antwoordde Disdir zijnen
beker verheffende.
"Ik drink insgelijks ter eere van ..."
"Van mher Hugo Van Rolleghem, mijnen vriend en wapenma
|