mijn hoofd ten pande voor de waarheid mijner
woorden."
"Gij zoudt mij Brugge leveren?" kreet de veldheer verbaasd. "Nog dezen
nacht?"
"Ja, dezen nacht; en waarschijnlijk zonder veel bloedvergieten"
"Nu, ik bid u, mher Vos, laat hooren uwe middelen. O, kondet gij uwe
belofte volvoeren, ik en al de ridders, mijne gezellen, bleven u eeuwig
dankbaar voor dezen onschatbaren dienst!"
"Ik heb voorwaarden te stellen, heer." "Alwat mogelijk is, wil ik u
verspreken, mher Vos."
"Ik vraag slechts weinig. De Erembalds, als zij zullen weten dat ik
hunne vijanden in de stad heb gebracht, zullen mij pogen te lasteren; en
wie weet of ze niet zullen beweren dat ik deel heb genomen aan hun
verfoeielijk eedgenootschap tegen graaf Karel. Uw woord eisch ik, mher
Van Praet, dat gij tegen al zulke lasteraars wie ze ook zijn mogen, mij
zult verdedigen."
"Het is wel zeker toch dat gij hoegenaamd niet hebt geraden of geholpen
tot den moord des graven?" mompelde de veldheer twijfelend.
"Geheel zeker", antwoordde Disdir. "Robrecht Sneloghe heeft mij in het
eedgenootschap willen trekken ..."
"Mher Robrecht Sneloghe? Hoe is dit mogelijk?" kreet Van Praet. "De
eenige Erembald dien ik hadde willen sparen!"
"De hevigste en schuldigste is Robrecht", ging Disdir voort. Hij is het
die onder een geveinsd voorwendsel mij in de geheime vergadering bracht,
waar de moordenaars te zamen waren. Maar ik heb met verontwaardiging
hunne voorstellen verstooten, en zelfs met tranen hen bezworen hun
gruwelijk opzet te verzaken. Zij beloofden het mij, in schijn met
oprechtheid. Eilaas, en toen ik nog gerust in mijnen Steen lag te
slapen, doopten zij hunne misdadige handen in het bloed van graaf
Karel!"
"Is het zoo, geene genade voor de Erembalds; zij zullen sterven tot den
laatsten toe!" gromde de veldheer verbolgen.
"Ja, zij zijn allen schuldig", bevestigde Disdir, "en allen verdienen
den dood.--Nu, heer, geeft mij uw woord, dat gij mij tegen alle
beschuldiging van medeplichtigheid met de hatelijke Erembalds zult
verdedigen?"
"En gij zult de stad Brugge in mijne handen leveren?"
"Indien ik het niet doe, dezen nacht, zijt gij vrij jegens mij te
handelen zooals u goeddunkt[67]".
"Welaan, daar is mijne hand; ik geef u mijn plechtig woord, mher Vos."
"Nog eene voorwaarde", zeide Disdir.
"Zoo?"
"Het heeft geen belang voor u, heer. Weet dat ik vroeger naar de hand
heb gestaan van jonkver Dakerlia, de dochter van mher Segher Wulf.
Daker
|