FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278  
279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   >>   >|  
n de duisternis. VOETNOTEN: [Voetnoot 62: De graaf werd gelegd in een graf, zoo goed gemetseld als de tijd het had toegelaten. GALB., p. 283.] [Voetnoot 63: Gottschalk De Thaihals kwam als bode van Yperen naar Brugge bij den proost, en zeide: "Heil en vriendschap vanwege mijnen heer en uwen goeden vriend Willem Van Loo, die u openbaarlijk, voor zooveel het in zijne macht is, eenen zeer spoedigen bijstand belooft aan u en aan de uwen." GALB., p. 285.] [Voetnoot 64: Zi gunden zich geene rust, den nacht doorbrengende met waken, en den dag met arbeiden, totdat de versterkingen der stad geheel voltrokken waren. GALB. p. 288.] XVI Na den mislukten aanslag tegen Brugge waren de ridders teruggetogen naar het dorp Oostcamp[65], waar zij, tegen het Balanderbosch steunende, zich hadden nedergeslagen, om op de komst der Gentenaars te wachten, die hun vele machtige stormtuigen moesten aanbrengen. In het dorp zelf waren de meeste ridders geherbergd, en werden de gekwetsten en zieken verpleegd. De wapenlieden lagen onder de open lucht op den zoom van het bosch, waar zij de waak hielden over de talrijke paarden, die men niet in het kleine dorp had kunnen stallen. Van de lange dagreis vermoeid of van den geweddigen stormloop afgemat, hadden allen zoo goed mogelijk eene plaats gezocht om te rusten,--en nu sluimerden ridders en wapenlieden den eersten, loomen slaap, alhoewel het slechts negen uren in den avond kon zijn. Ware het niet geweest dat het gehinnik der paarden of het geroep der schildwachten nu en dan de nachtelijke stilte kwam storen, men hadde niet kunnen vermoeden dat daar, in de dikke duisternis, meer dan drieduizend krijgslieden waren gelegerd. Zoo stil en rustig was het echter niet op den burcht van Oostcamp, een groot en schoon kasteel, door mher Halewijn Van Gruuthuse bewoond. Deze ridder was vroeger geen Isegrim geweest; hij had integendeel zeer dikwijls de gevaarlijke ontwerpen der Tancmars afgekeurd en zelfs de Kerels ten hove verdedigd; maar, zooals het nu bij velen het geval was, de moord des graven had hem met verontwaardiging vervuld, en hij wenschte niets meer dan tot de wraakneming over de afschuwelijke euveldaad te mogen medewerken. Ook had hij gulhartig den oversten en voornaamste ridders de herbergzaamheid op zijnen burcht aangeboden, en geene moeite gespaard om hen wel en prachtig te onthalen. Zij zaten nu in eene zaal van den burcht, rondom eene lange tafel, nog
PREV.   NEXT  
|<   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278  
279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   >>   >|  



Top keywords:

ridders

 

burcht

 

Voetnoot

 

wapenlieden

 
geweest
 

Oostcamp

 

paarden

 

hadden

 
Brugge
 

kunnen


duisternis
 
gelegerd
 

rondom

 

rustig

 

loomen

 

schoon

 

sluimerden

 

kasteel

 

eersten

 

krijgslieden


echter
 

gehinnik

 

geroep

 

schildwachten

 

slechts

 

vermoeden

 
alhoewel
 
nachtelijke
 

stilte

 
storen

drieduizend

 

bewoond

 
wenschte
 

wraakneming

 

vervuld

 
verontwaardiging
 
graven
 

afschuwelijke

 

euveldaad

 

herbergzaamheid


voornaamste

 

zijnen

 

aangeboden

 
moeite
 

oversten

 
medewerken
 

gulhartig

 

zooals

 

vroeger

 
ridder