FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276  
277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   >>   >|  
grooten schijn van reden." "Maar gij vergeet het Kerlenleger", bemerkte Disdir Vos. "En indien men den landstorm in Kerlingaland uitroept, zullen wij dan niet insgelijks een even ontzaglijk leger in het veld brengen?" De bode trok de schouders op. "Ja, hadden wij tegen de Isegrims alleen te staan, misschien ware alle hoop niet verloren", antwoordde hij, "maar weet gij, heer, wat ik eenen gekwetsten ridder heb hooren zeggen? De koning van Frankrijk heeft te Atrecht gezworen dat, indien de Vlaamsche ridders niet onmiddellijk den moord van graaf Karel kunnen wreken, hij zelf met het geheele Fransche leger in Vlaanderen zal vallen. Hij heeft daarbij nog zijn koninklijk woord verpand dat de moordenaars des graven en alwie hen, van dicht of van bij, met raad of daad hebben geholpen, zonder genade eenen schrikkelijken dood zullen onderstaan. De Fransche vorst was vriend en bloedverwant van graaf Karel, en hij heeft zich aangesteld als wraakeischer over zijnen moord." Disdir Vos zag eene wijl ten gronde. Het hoofd weder opheffende, vroeg hij, in gedachten: "Waar zijn nu de ridders? Weet gij het?" "Ja, heer, mijn wagen en paarden zijn er nog De zieken liggen in de huizen van het dorp Oostcamp; de wapenlieden legeren tegen het Balanderbosch; de oversten bevinden zich op den burcht van mher Van Gruuthuse." "En gelooft gij niet dat men, zoo in den duisteren juicht, ze gemakkelijk zou kunnen verrassen en overhoop slaan?" "Het schijnt mij geheel onmogelijk, heer", antwoordde de bode. "Ik verwittig u dat zij overal, tot zeer verre in het veld, sterke wachten hebben uitgezet en op hunne hoede zijn." "Het is wel; ik dank u. Ga nu tot den heer kastelein en draag hem uwe boodschap." De bode verliet de kamer met eenen groet en daalde de trappen af. Disdir Vos luisterde eene wijl op het gerucht van zijnen stap, duwde dan de deur toe en liet zich, onder het slaken van eenen versmachten kreet, bij de tafel op eenen stoel vallen. Hij legde de beide handen aan het hoofd, boog zich voorover en staarde op den vloer. "Ja, ja, de Kerels zijn veroordeeld; zij zullen bezwijken!" morde hij. "Wat kunnen zij tegen de ridders, tegen gansch Vlaanderen, tegen het overmachtig Fransch leger? De koning heeft zich opgeworpen tot wraakeischer; wie tot den moord van graaf Karel heeft geholpen, door raad of daad, zal eenen schromelijke dood sterven. Ik insgelijks ... En Robrecht? Hij is een Erembald. Sterven, ik? O, neen, neen, Robrec
PREV.   NEXT  
|<   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276  
277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   >>   >|  



Top keywords:

kunnen

 

ridders

 

Disdir

 

zullen

 
Fransche
 

vallen

 

Vlaanderen

 

zijnen

 
koning
 

hebben


geholpen
 
wraakeischer
 

antwoordde

 

insgelijks

 

indien

 

schijn

 

daalde

 

verliet

 

boodschap

 

uitgezet


kastelein
 

sterke

 

verrassen

 

overhoop

 

schijnt

 

gemakkelijk

 
duisteren
 
juicht
 

geheel

 
trappen

overal

 

onmogelijk

 
Kerlenleger
 

verwittig

 

vergeet

 
wachten
 
gerucht
 

gansch

 

overmachtig

 

Fransch


bezwijken

 

Kerels

 

veroordeeld

 
opgeworpen
 

Sterven

 
grooten
 

Robrec

 

Erembald

 

Robrecht

 
schromelijke