t openen en zond een
groot getal arbeiders naar buiten met spaden, houweelen en draagbaren,
om de dooden te begraven en de gekwetsten binnen de stad te brengen.
Anderen gelastte hij met lange haken de zakken aarde uit de vest op te
halen.
Van eenen gekwetsten ridder, dien Hacket goed kende, vernam hij de ware
macht en de inzichten des vijands. Wel met zesduizend sterk, de
wapenlieden er onder begrepen, hadden de ridders Atrecht verlaten. Hier,
voor Brugge, waren zij ongeveer drieduizend sterk, onder bevel van den
kamerheer Gervaas Van Praet. Het andere gedeelte had zich over St-Omaers
gericht om in Veurne-Ambacht te vallen. Eenige ridders hadden te
Kortrijk het voornemen opgevat eene vermetele poging te beproeven om
Brugge bij verrassing te winnen. Gervaas Van Praet had dit waagspel ten
sterkste afgekeurd, te meer daar hij besloten had Brugge slechts te
bewaken, om te beletten dat het hulp uit Kerlingaland krege, totdat de
Gentenaars met de beloofde stormtuigen zouden aankomen. Ongelukkiglijk
had mher Gervaas de drift en de strijdlust zijner ridders niet kunnen
bedwingen, en eindelijk hun toegelaten den noodlottigen stormloop te
beproeven. Nu zou mher Gervaas ongetwijfeld zijn eerste ontwerp
hervatten, dit is te zeggen, dat hij zijn leger ergens in de omstreken
van Brugge zou nederslaan om daar, zonder iets meer te ondernemen, de
komst af te wachten van de Gentsche ridders, die hem allerlei
stormtuigen moesten aanvoeren.
Het nieuws dezer eerste overwinning had zich met groote snelheid door de
stad verspreid. Vele lieden, die gedurende de bestorming zich hadden
verschuild gehouden, kwamen nu naar de wallen geloopen, om daar met de
gewapende poorters en met de Kerels over de behaalde zegepraal te
juichen, of om zich te verzekeren dat hunne bloedverwanten of vrienden
niet in den strijd gesneuveld waren.
Welhaast was de menigte bij de Smedepoort zoo groot, dat men elkander
daar verdrong, en zeker, het waren de vrouwen en de kinderen niet die
het minst uitgelaten schenen en door luidruchtig gejubel hunne
blijdschap betuigden.
De proost was insgelijks, met eenigen zijner kanunniken en met de
afgevaardigden van graaf Willem naar de plaats der bestorming gekomen.
Hij en zijne gezellen omringden Robrecht Sneloghe en overlaadden hem met
gelukwenschen over zijne onversaagdheid. Men had zijne wonde met eene
enkele kleefpleister gesloten; doch het bovenste gedeelte van zijnen
kolder was nog bevlekt met bloed. Mher Sneloghe
|