en te beklimmen. De mannen met de ladders staan
hen terzijde, niet waar?"
"Zooals gij zegt, oom; en aan de andere zijde staat een gansche hoop
mannen, waarvan elk eenen zak aarde op den schouder heeft ... Maar zie
nu! Daar treedt een dichte schaar boogschutters vooruit en verbergt het
overige des legers voor mijn gezicht!"
"Geeft acht, geeft acht, mannen, het spel gaat aan den gang!" riep de
kastelein, die zulke bestormingen ongetwijfeld meer dan eens had
bijgewoond.
En inderdaad, nauwelijks had hij deze verwittiging uitgesproken of de
bazuinen hergalmden op het plein, en een gedeelte van het vijandelijk
leger, met de schuttersbenden aan het hoofd, kwam vooruit naar de stad.
Duizenden pijlen en schichten snorden eensklaps door de lucht en kwamen
zich tegen den muur verbrijzelen of vlogen over de kanteelen. Uit de
stad antwoordde men even overvloedig; en dewijl de Bruggelingen hunne
pijlen op dichte gelederen zonder beschutting zonden, troffen meest
allen het doel. Men zag onder de vijandelijke schutters vele mannen ter
aarde storten.
Ook op de wallen werden eenige mannen achter de kanteelen door pijlen
geraakt en doodelijk aan het hoofd gewond.
Alhoewel het verlies des vijands meer en meer aangroeide naarmate hij de
vesting naderde, onderbrak hij zijnen gang niet. Men zou gezegd hebben,
dat zijne voorste gelederen onweerstaanbaar door andere scharen werden
voortgestuwd.
Eensklaps opende de schuttersbende zich in haar midden, en een donderend
krijgsgeschreeuw galmde over het plein.
Vele honderden mannen met zakken op de schouders, en achter hen eene
schaar ridders met den beukelaar aan den arm kwamen juichend
vooruitgestroomd, ondanks de pijlen, die velen hunner doodelijk troffen.
De mannen met de zakken smeten hunnen last nevens de Smedepoort in het
water, zoolang en zooveel dat de gracht op die plaats er eindelijk
gansch mede was opgevuld. Lijken en gewonden lagen er bij hoopen op den
boord des waters.
Dan, onder het aanheffen van nieuwe oorlogskreten, naderden andere
mannen den wal en stelden hunne ladders tegen den muur. De ridders
stormden vooruit en klommen op de ladders ...
Maar de Kerels hielden zich gereed om hun deze blinde vermetelheid duur
te doen boeten. Van boven wierp met groote steenen, kokende olie en
vlammend pek op de bestormers. Allen vielen opvolgend met verpletterend
hoofd of verbrande ledematen naar beneden.
Evenwel, hoe meer hunner gezellen zij zagen nederstorten, hoe he
|