den gruwelijken
moord, tot den laatste toe zouden worden uitgeroeid.
Evenwel, deze bedreigingen boezemden hun niet veel bekommerdheid in.
Vooraleer het leger der ridders zich voor Brugge kon aanbieden, zou de
stad ruimschoots voorzien zijn van alles wat er noodig was om ook de
geweldigste aanvallen zegevierend af te weren. Daarenboven, morgen was
de vastgestelde dag voor de vergadering van het Kerlenleger in het
Wolvennest-bosch. Men mocht met recht zich zeker achten dat de ridders,
hoe machtig ook, weinig tegen Brugge zouden verrichten, indien zij tot
daar konden geraken, aangezien zij spels genoeg zouden hebben om niet
door Willem Van Loo in het open veld verpletterd te worden.
Deze bloedige bedreigingen der Isegrims hadden zelfs eenen voor de
Erembalds voordeeligen invloed uitgeoefend, dewijl zij Robrecht Sneloghe
en anderen, die met hem de moordenaars verfoeiden hadden doen besluiten
dit gevoel te verbergen of te versmachten om aan niets meer te denken
dan aan zelfverdediging en aan het behoud van hun geslacht.
Het was kort na den middag. Bertulf, de proost van St-Donaas, stond op
het binnenplein van den burg en wandelde daar langzaam over en weder, in
gepeinzen starende op hetgeen rondom hem geschiedde.
Er heerschte eene koortsige bedrijvigheid op het plein. Honderden
arbeiders krielden er dooreen; men hoorde er den bevelroep der oversten,
den zang der werkers, het gekrijsch der katrollen den zweepslag der
voerlieden.
Alle oogenblikken kwamen er wagens en karren op den burg. De eene,
geladen met koren, boonen, gezouten vleesch of andere nooddruft, werden
bij verschillende stapelhuizen of kelders gelost; de andere, plooiend
onder den last van balken en berderen, van steenen en keien, voerde men
tot aan den voet der muren en torens. Hier werd hunne vracht op ladders
naarboven gedragen of bij middel van katrollen of gewerken omhoog
geheschen. Ja, men zag er harst, vet en olie in vaten aanbrengen om
desnoods zelfs door vlammend vuur den vijand af te slaan, indien ooit
den burg door hem werd aangevallen. Zooverre zelfs had men de voorzorg
gedreven, dat men nevens de Hofpoort eenen stal had ingericht om er
eenige melkgevende koeien te zetten.
Alzoo Bertulf nu het oog gericht hield op een twintigtal arbeiders die
met inspanning van krachten een zwaren balk van den grond poogden te
heffen, naderde hem een kanunnik.
"Heer proost", zeide hem deze, "wij verzoeken u naar 's graven kapelle
te willen komen. Het gr
|