FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249  
250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   >>   >|  
ijn leven. Zegt dat de proost het u heeft bevolen." "De proost!" herhaalde de priester op eenen zonderlingen toon, die Robrecht verbaasde en verschrikte. "O, mijn God!" kreet hij, "spreek toch duidelijk. Wat wilt gij zeggen? Beschuldigt gij den proost?..." "Neen; maar hij is oom van Burchard. De ijselijke misdaad heeft hem zoodanig ontsteld, dat hij van moed en wil is beroofd. Hij bemoeit zich met niets meer, zegt hij. Hem ontbreekt de macht om ons te beschermen." "Welnu, heeren, doet alles op mijn bevel, ik blijf verantwoordelijk. Wil iemand u hinderen, men roepe mij in de proostdij; ik zal onmiddellijk komen en verantwoorden wat ik u heb geraden." Dit zeggende verliet hij de kapelle en ging over het middelplein van den burg, om zijnen oom te gaan spreken. Een huisschalk hield hem terug, onder voorwendsel dat de heer proost bevolen had niemand tot hem toe te laten, wie het ook ware. Hij was zeer aangedaan en bedrukt, en wilde alleen zijn. Maar Robrecht, daarop geene acht slaande, stiet de deur eener zaal open en verraste zijnen oom, waar hij met het hoofd op de beide handen voor eene tafel zat. Een open zakdoek, die nevens hem lag, scheen te getuigen dat hij tranen had gestort. Robrecht en de proost aanschouwden elkander een oogenblik zonder spreken. "Oom, wat afschuwelijke misdaad!" riep mher Sneloghe. "Ja, ja, Robrecht", zuchtte de oude Bertulf, moedeloos het hoofd schuddende, "Het is misschien ons aller doodvonnis! Onze vijanden zullen de kans niet laten ontsnappen, om al de Erembalds van medeplichtigheid aan dezen moord te beschuldigen. Gansch Vlaanderen zal ons vervolgen en ons verderf najagen als eene rechtvaardige wraak!" "De dood is niets, oom, wanneer men onschuldig sterft", zeide Robrecht met beklemden toorn, "maar de schande! Wij beweren ridders te zijn, ridders en vrije mannen, en daar gedragen voorname leden van ons geslacht zich als laffe sluipmoordenaars! Ach, het is eene vlek die in de verre toekomst nog op onzen naam zal kleven. Weerhield de plicht jegens u en jegens Kerlingaland mij niet, ik verzaakte van heden af eenen naam die met wraakroepend bloed is besmeurd!" "Weze God ons barmhartig, Robrecht, anders is deze gruweldaad de slavernij voor de Kerels en de marteldood voor uwe ooms!" "En waar is nu Burchard?" vroeg Robrecht. "Men heeft mij daareven geboodschapt dat hij met zijne woeste Houtkerels naar Straten is geloopen om Rambold Tancmar te gaan verrassen. Eilaas, h
PREV.   NEXT  
|<   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249  
250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   >>   >|  



Top keywords:
Robrecht
 

proost

 

ridders

 

zijnen

 

jegens

 

spreken

 

misdaad

 

bevolen

 

Burchard

 
wanneer

rechtvaardige

 

zuchtte

 

Sneloghe

 

sterft

 

vijanden

 

afschuwelijke

 

schande

 
Bertulf
 
beklemden
 
onschuldig

najagen

 

misschien

 

medeplichtigheid

 

Erembalds

 

doodvonnis

 

vervolgen

 

zullen

 

verderf

 
ontsnappen
 

Vlaanderen


beschuldigen
 
schuddende
 

Gansch

 
moedeloos
 
toekomst
 
marteldood
 

Kerels

 

anders

 
barmhartig
 
gruweldaad

slavernij
 

daareven

 

Tancmar

 
Rambold
 
verrassen
 

Eilaas

 

geloopen

 

Straten

 

geboodschapt

 

woeste