FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215  
216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   >>   >|  
is dat nu waarlijk...? OSWALD. Jawel, het is heusch de verloren zoon, dominee. DOM. MANDERS. Maar, mijn waarde jonge vriend.... OSWALD. Nou, dan de teruggekomen zoon. MEVR. ALVING. Oswald denkt er aan dat u er toen zooveel tegen had dat hij schilder werd. DOM. MANDERS. Voor menschelijke oogen kan menige stap in het leven bedenkelijk schijnen, die toch later.... (_schudt hem de hand_). Nu, welkom, welkom! Neen, mijn waarde Oswald.... Ja, mag ik je nog wel bij je voornaam noemen? OSWALD. Hoe zou u mij dan anders noemen? DOM. MANDERS. Heel goed. 't Was dit dat ik zeggen wilde, mijn waarde Oswald,... je moet niet denken dat ik onvoorwaardelijk den kunstenaarsstand veroordeel. Ik neem aan dat er velen zijn, die hun innerlijk wezen onbedorven bewaren kunnen ook in dien stand. OSWALD. Dat zullen wij moeten hopen. MEVR. ALVING (_stralend van vreugde_). Ik ken er een die zoowel zijn innerlijke als zijn uiterlijke wezen onbedorven bewaard heeft. Kijk hem maar eens aan, dominee. OSWALD (_loopt heen en weer_). Ja, ja, moederlief, laat dat nu maar rusten. DOM. MANDERS. Nu, met verlof ... dat kan niet ontkend worden. En je bent al begonnen naam te maken ook. In de dagbladen is er dikwijls over je gesproken, en wel buitengewoon gunstig ook. Hoewel ... ik moet zeggen ... in den laatsten tijd heb ik er zooveel niet meer van gezien. OSWALD (_in de serre_). In den laatsten tijd heb ik niet zoo veel meer geschilderd. MEVR. ALVING. Een schilder moet tusschenbeiden ook eens wat rust nemen. DOM. MANDERS. Dat kan ik begrijpen. En dan bereidt men zich voor en verzamelt kracht voor iets groots. OSWALD. Ja.--Moeder, gaan wij nog niet haast eten? MEVR. ALVING. Over een klein half uurtje. Eetlust heeft hij gelukkig. DOM. MANDERS. En de tabak smaakt hem ook. OSWALD. Ik vond papa's pijp boven op de kamer, en zoo.... DOM. MANDERS. Aha, dat was het dus! MEVR. ALVING. Wat? DOM. MANDERS. Toen Oswald daar de deur in kwam met de pijp in den mond, was het of ik zijn vader in levenden lijve zag. OSWALD. Och kom? MEVR. ALVING. O, hoe kan u het zeggen! Oswald lijkt toch op mij. DOM. MANDERS. Ja; maar er is een trek om de mondhoeken, iets om de lippen, dat zoo eigenaardig aan Alving herinnert ... althans nu hij rookt. MEVR. ALVING. Heelemaal niet. Oswald heeft eerder iets van een geestelijke om den mond, vind ik. DOM. MANDERS. O ja, o ja, verscheidene van mijn ambtsbroeders hebben een dergelijken trek
PREV.   NEXT  
|<   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215  
216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   >>   >|  



Top keywords:
MANDERS
 

OSWALD

 

ALVING

 

Oswald

 

zeggen

 

waarde

 

noemen

 

laatsten

 

dominee

 
onbedorven

zooveel

 

welkom

 

schilder

 

Moeder

 

geschilderd

 

gezien

 

gunstig

 
Hoewel
 
tusschenbeiden
 
verzamelt

kracht

 

bereidt

 

begrijpen

 

groots

 

lippen

 

eigenaardig

 

Alving

 

herinnert

 
mondhoeken
 

althans


verscheidene
 
ambtsbroeders
 

hebben

 
dergelijken
 
Heelemaal
 
eerder
 

geestelijke

 

smaakt

 
uurtje
 
Eetlust

gelukkig
 

levenden

 

buitengewoon

 
uiterlijke
 
voornaam
 

schudt

 

bedenkelijk

 

schijnen

 

denken

 

anders