ts anders dan voor jou alleen.
OSWALD. Ja, ja. Hoor nu eens.... Jij, moeder, hebt een sterke, moedige
ziel, dat weet ik. Je moet heel rustig blijven zitten, als je het hoort.
MEVR. ALVING. Maar wat is er dan voor vreeselijks...!
OSWALD. Je moet niet gillen, hoor je? Beloof je mij dat? Wij zullen er
heel kalm over praten. Beloof je mij dat, moeder?
MEVR. ALVING. Ja, ja, ik beloof het je; maar zeg het dan...!
OSWALD. Nou; dan zal ik je zeggen dat die moeheid,... en dat ik er niet
aan denken kan te werken,... dat dat alles niet mijn eigenlijke ziekte
is....
MEVR. ALVING. Wat is dan je ziekte?
OSWALD. Mijn ziekte, die ik als erfstuk heb gekregen, die ... (_wijst op
zijn voorhoofd en voegt er heel zachtjes bij_) zit hier.
MEVR. ALVING (_bijna sprakeloos_). Oswald! neen ... neen!
OSWALD. Niet gillen. Dat kan ik niet verdragen. Ja, moeder, die zit
daarbinnen en ligt op de loer. En die kan ieder oogenblik uitbreken.
MEVR. ALVING. O, hoe ontzettend...!
OSWALD. Kalm nu maar. Zoo staat het nu met mij....
MEVR. ALVING (_springt op_). Dat is niet waar, Oswald! Dat is
onmogelijk! Dat kan niet waar zijn!
OSWALD. In Parijs heb ik een aanval gehad. Die ging gauw weer over. Maar
toen ik hoorde hoe het met mij geweest was, toen kwam er zoo'n razende
angst over mij; en toen reisde ik naar huis, naar jou toe, zoo gauw ik
kon.
MEVR. ALVING. Dat is dus die angst...!
OSWALD. Ja, want dat is niet-te-zeggen afschuwelijk, zie je. O, als het
maar een gewone doodelijke ziekte was geweest ... want ik ben niet zoo
bang om dood te gaan, al wil ik graag zoo lang mogelijk blijven leven.
MEVR. ALVING. Ja, zeker, Oswald, dat moet je ook.
OSWALD. Maar dat is zoo vreeselijk afschuwelijk om als 't ware weer een
bakerkind te worden; om gevoed te moeten worden, en.... O,... dat is
niet te zeggen!
MEVR. ALVING. 't Kind heeft zijn moeder om hem te verzorgen.
OSWALD (_springt op_). Neen, dat nooit; dat is het juist wat ik niet
wil! Ik kan er niet aan denken dat ik misschien jarenlang zoo zou moeten
liggen,... en oud en grijs worden. En dan kon jij nog wel voor mij dood
gaan in dien tijd. (_Gaat in mevrouws stoel zitten_). Want het behoeft
niet dadelijk doodelijk te zijn, zei de dokter. Hij noemde het een soort
van hersenverweeking ... of zoo iets. (_glimlacht droevig_). Ik vind dat
dat zoo mooi klinkt. Ik moet dan altijd denken aan kersroode
zijfluweelen draperieen,... iets dat zacht is om langs te strijken met
je hand.
|