En bedenk maar eens goed hoe je hen het
best er in laat vliegen. Je moet dat toch voor den duivel niet voor
niets gedaan hebben. (_Hij gaat weg; mevr. Stockmann gaat met hem mee_).
DR. STOCKMANN (_lacht_). Stel u voor, die oude gelooft geen woord van
die zaak met de waterleiding.
HOVSTAD. O was het daarover...?
DR. STOCKMANN. Ja, daarover hadden wij het. En u komt misschien ook wel
voor die zaak?
HOVSTAD. Ja juist. Heeft u een oogenblik tijd, dokter?
DR. STOCKMANN. Zoo lang u maar wil, mijn waarde.
HOVSTAD. Heeft u al iets gehoord van den burgemeester?
DR. STOCKMANN. Nog niet. Hij komt straks hier.
HOVSTAD. Ik heb veel over die zaak nagedacht sedert gisteren avond.
DR. STOCKMANN. Zoo? Ja?
HOVSTAD. Voor u als dokter en als man van de wetenschap, staat dit geval
met de waterleiding geheel op zich zelf. Ik bedoel, dat u er niet bij
bedenkt hoe dit met veel andere dingen samenhangt.
DR. STOCKMANN. Ja, hoe zoo...? Laat ons gaan zitten.... Neen, daar op de
canape.
(_Hovstad gaat op de canape zitten, de dokter in een fauteuil aan den
anderen kant van de tafel_).
DR. STOCKMANN. U denkt dus...?
HOVSTAD. U zei gisteren dat het water bedorven werd door verontreiniging
van den grond.
DR. STOCKMANN. Ja, het komt zonder twijfel uit dat giftige moeras
daarboven in het Molendal.
HOVSTAD. Pardon, dokter, maar ik geloof dat het uit een heel ander
moeras komt.
DR. STOCKMANN. Wat voor een moeras zou dat dan moeten zijn?
HOVSTAD. Het moeras waarin ons heele communale leven wortelt en
verteert.
DR. STOCKMANN. Maar voor den drommel, mijnheer Hovstad, wat zijn dat nu
voor praatjes?
HOVSTAD. Al de stadsaangelegenheden zijn zachtjes aan in handen gekomen
van een bende ambtenaren....
DR. STOCKMANN. Nu, het zijn niet allemaal ambtenaren.
HOVSTAD. Neen, maar die geen ambtenaren zijn, zijn toch ten minste
vrienden en aanhangers van die ambtenaren; dat zijn al de rijken, al
die, met hun oude geachte namen in de stad; die zijn het die ons
regeeren en besturen.
DR. STOCKMANN. Ja, maar die menschen bezitten ook inderdaad bekwaamheid
en juist inzicht.
HOVSTAD. Gaven zij een bewijs van juist inzicht en bekwaamheid, toen zij
de waterleiding aanlegden daar waar die nu ligt?
DR. STOCKMANN. Neen, dat was natuurlijk een groote domheid van hen. Maar
die zal nu wel goedgemaakt worden.
HOVSTAD. Denkt u dat dat zoo glad gaan zal?
DR. STOCKMANN. Glad of niet ... gaan zal het in elk geval.
HOVSTAD. J
|