LAKSEN. Als iemand iets bereikt heeft dat hij graag behouden wil, dan
kan hij zich niet met alles bezig houden, mijnheer Hovstad.
HOVSTAD. Nou, dan hoop ik van mijn leven niets te bereiken.
BILLING. Mooi zoo!
ASLAKSEN (_glimlacht_). Hm. (_wijst naar den lessenaar_). Op die
redacteurskruk daar, heeft voor u meneer Stensgaard gezeten, die
regeeringscommissaris is geworden.
BILLING (_spuwt_). Bah! Zoo'n overlooper.
HOVSTAD. Ik ben geen weerhaan ... en zal het nooit worden ook.
ASLAKSEN. Iemand die aan politiek doet, moet zich nooit tot iets
verbinden, mijnheer Hovstad. En u, mijnheer Billing, moest ook maar
liever een beetje bakzeil halen, dezer dagen, dunkt me; want u
solliciteert immers naar de betrekking van secretaris bij het
gemeentebestuur.
BILLING. Ik...!
HOVSTAD. Jij, Billing...!
BILLING. Nou ja ... wat duivel, je begrijpt toch wel dat dat maar is om
die hoogwijze heeren te ergeren.
ASLAKSEN. Ja, mij gaat het heelemaal niet aan. Maar als ik beschuldigd
word van lafheid en tegenstrijdigheid in mijn houding, dan wil ik alleen
daar maar op komen, dat Aslaksens politiek verleden voor alle menschen
open ligt. Ik ben heelemaal niet veranderd, alleen heb ik meer leeren
maat houden, ziet u. Mijn hart is geheel bij het volk; maar ik ontken
niet dat mijn verstand een beetje overhelt naar de autoriteiten,... naar
de lokale dan altijd (_hij gaat de drukkerij binnen_).
BILLING. We moesten toch zien dat we van hem afkwamen, Hovstad.
HOVSTAD. Weet je iemand anders, die ons crediet geeft voor papier,
zetwerk en drukloon?
BILLING. 't Is toch een vervloekt ding dat wij het noodige
bedrijfskapitaal niet hebben.
HOVSTAD (_gaat aan zijn lessenaar zitten_). Ja, als we dat maar hadden,
dan....
BILLING. Als je er eens met den dokter over sprak?
HOVSTAD (_bladert in zijn papieren_). Wat zou dat helpen? Hij bezit
immers niets.
BILLING. Neen; maar hij heeft een goede achter de hand, den ouden Morten
Kiil,... de "das" zooals ze hem noemen.
HOVSTAD (_schrijvend_). Weet je dat zoo zeker dat _die_ wat heeft?
BILLING. Goddome, ja, hij wel! En een deel daarvan moet toch wel aan
Stockmanns familie komen. Hij zal toch wel wat meegeven ... aan de
kinderen althans.
HOVSTAD (_keert zich half om_). Reken je daarop?
BILLING. Of ik er op reken? Ik reken natuurlijk nergens op.
HOVSTAD. Daar doe je wel aan. En op die betrekking van secretaris zou ik
ook maar heelemaal niet rekenen; want ik kan je verzekeren
|