, daar zijn de jongens ook al.
(_Ejlif en Morten komen uit de huiskamer_).
MEVR. STOCKMANN. Heb je vrijaf gekregen van daag?
MORTEN. Neen; maar we hebben gevochten met de anderen in den vrijen
tijd....
EJLIF. Dat is niet waar; het waren de anderen die met ons begonnen te
vechten.
MORTEN. Ja, en toen zei mijnheer Roerlund dat wij beter deden eenige
dagen thuis te blijven.
DR. STOCKMANN (_knipt met de vingers en springt van de tafel af_). Nu
heb ik het! Nu heb ik het, bij mijn ziel! Jullie zult nooit weer een
voet in de school zetten!
De jongens. Niet meer naar school?
MEVR. STOCKMANN. Neen maar, Thomas....
DR. STOCKMANN. Nooit meer, zeg ik je! Ik zelf zal jullie onderwijzen ...
dat is te zeggen jullie zult niet zoo maar gewone dingen leeren....
MORTEN. Hoera!
DR. STOCKMANN. ... maar ik zal jullie tot vrije voorname mannen
maken.... En jij, Petra, jij moet mij daarbij helpen.
PETRA. Ja vader, daarop kan je rekenen.
DR. STOCKMANN. En wij zullen school houden in de zaal, waar zij mij voor
een volksvijand hebben uitgescholden. Maar er moeten er nog meer zijn.
Ik moet ten minste twaalf jongens hebben om mee te beginnen.
MEVR. STOCKMANN. Die krijg je hier in de stad stellig niet bij elkaar.
DR. STOCKMANN. Dat zullen wij eens zien (_tegen de jongens_). Kennen
jullie niet een paar straatjongens?... zoo'n paar echte schooiers?...
MORTEN. Jawel, vader, ik ken er een heeleboel.
DR. STOCKMANN. Mooi zoo; breng er mij dan maar een stuk of wat hier. Ik
zal eens eenige proeven nemen op straathonden ... soms zijn er
merkwaardige koppen onder.
MORTEN. Maar wat moeten wij dan doen als wij eenmaal vrije en voorname
mannen zijn geworden?
DR. STOCKMANN. Dan moeten jullie alle izegrims naar het verre Westen
jagen, jongens!
(_Ejlif kijkt een beetje bedenkelijk; Morten springt in de rondte en
roept hoera_).
MEVR. STOCKMANN. Och, als het de izegrims maar niet zijn die jou
wegjagen, Thomas!
DR. STOCKMANN. _Mij wegjagen_! Nu, nu ik de sterkste man van de heele
stad ben!
MEVR. STOCKMANN. De sterkste ... nu?
DR. STOCKMANN. Ja, dat groote woord durf ik nu uit te spreken, dat ik nu
een van de sterkste mannen van de wereld ben.
MORTEN. Neen toch?
DR. STOCKMANN (_spreekt zachter_). Stil; je moet er nog niet over
spreken; maar ik heb een groote ontdekking gedaan.
MEVR. STOCKMANN. Alweer een?
DR. STOCKMANN. Zeker, zeker! (_haalt hen dicht om zich heen en zegt
vertrouwelijk_). De zaak is, zi
|