moest toch eens
even gaan kijken hoe u het heeft.
DR. STOCKMANN (_schudt hem de hand_). Dank u; dat is heel vriendelijk.
MEVR. STOCKMANN. En dank u nog wel dat u ons er door hielp, kapitein.
PETRA. Maar hoe is u nog thuis gekomen?
HORSTER. O, dat ging wel. Ik ben nog al pootig uitgevallen en de meesten
zijn toch maar helden met hun mond.
DR. STOCKMANN. Ja, zeg, is het niet merkwaardig dat ze zoo beroerd laf
zijn? Kom eens hier, dan zal ik u wat laten zien! Kijk, hier liggen al
de steenen die ze door de glazen gesmeten hebben. Bekijk ze maar eens!
Er zijn waarachtig in den heelen hoop, niet meer dan twee ordentelijke
flinke keisteenen,... de rest is niets anders dan gruis,... enkel klein
grut; en toch stonden zij daarbuiten te krijschen en te zweren dat ze
mij zouden vermoorden. Maar handelen ... handelen ... neen, daarvan zie
je hier niet veel!
HORSTER. Dat was in dit geval ook maar het beste voor u, dokter.
DR. STOCKMANN. Dat was het zeker. Maar ergerlijk is het toch. Want komt
het eens tot een ernstige, voor het land gewichtige botsing, dan zal u
zien dat de publieke opinie haar beenen op neemt en de compacte
meerderheid er van door gaat, als een troep wilde zwijnen. Dat is juist
zoo'n droevige gedachte, dat doet mij zoo innig verdriet.... Maar wat
duivel, dat zijn toch eigenlijk maar dwaasheden zulke dingen. Hebben zij
gezegd dat ik een volksvijand ben, laat mij dan ook maar een volksvijand
zijn.
MEVR. STOCKMANN. Maar dat wordt je toch nooit, Thomas.
DR. STOCKMANN. Daar moet je geen eed op doen, Katrine. Een hatelijk
woord kan werken als een speldenprik in de longen. En dat vervloekte
woord ... dat kan ik maar niet kwijt raken. Dat heeft zich daar vast
gezet, vlak onder mijn hart, dat ligt daar en graaft zich in en zuigt
als 't ware zure sappen op. En daar helpt geen magnesia tegen!
PETRA. Poeh, je moet er maar om lachen, vader.
HORSTER. De menschen zullen nog wel eens tot andere gedachten komen,
dokter.
MEVR. STOCKMANN. Ja, Thomas, daar kan je zoo zeker van zijn als dat je
hier staat.
DR. STOCKMANN. Ja, misschien, als het te laat is. Maar dat zou hun
verdiende loon zijn! Dan kunnen ze hier in hun smeerboel zitten en het
berouwen dat ze een patriot het land hebben uitgejaagd. Wanneer zeilt u
uit, kapitein?
HORSTER. Hm,... daar kwam ik eigenlijk juist eens over spreken....
DR. STOCKMANN. Is er iets niet in orde met het schip?
HORSTER. Neen; maar het is zoo gelegen, dat ik niet mee
|