N. Maar ik begrijp niet.... Het is toch de badinrichting...!
BURGEM. STOCKMANN. Volgens een voorloopige berekening zullen de
veranderingen, die de baddokter wenschelijk acht, een paar
honderdduizend kronen beloopen.
ASLAKSEN. Dat is een heeleboel geld, maar....
BURGEM. STOCKMANN. Natuurlijk zal het noodig zijn dat de gemeente een
leening sluit.
HOVSTAD (_staat op_). Het is toch niet de bedoeling dat de stad...?
ASLAKSEN. Zou dat uit de gemeentekas moeten gaan! Uit de magere beurzen
van de kleine burgers?
BURGEM. STOCKMANN. Ja, geeerde heer Aslaksen, waar zouden de middelen
anders van daan moeten komen?
ASLAKSEN. Daar moeten de heeren voor zorgen wien de badinrichting
aangaat.
BURGEM. STOCKMANN. De aandeelhouders zijn niet in staat nog verder te
gaan dan ze al gegaan zijn.
ASLAKSEN. Is dat heel zeker, burgemeester?
BURGEM. STOCKMANN. Ik heb nauwkeurige inlichtingen ingewonnen. Wenscht
men dus deze veelomvattende veranderingen, dan moet de stad ze zelf
bekostigen.
ASLAKSEN. Maar bliksems nog toe ... excuseer burgemeester ... maar dan
wordt het een heel ander geval, meneer Hovstad.
HOVSTAD. Ja, dat is zeker.
BURGEM. STOCKMANN. Het fataalste is, dat wij genoodzaakt zijn de
badplaats te sluiten voor een paar jaar.
HOVSTAD. Sluiten? Heelemaal sluiten?
ASLAKSEN. Twee jaar lang!
BURGEM. STOCKMANN. Ja, zoo lang zal het werk duren op zijn minst.
ASLAKSEN. Neen maar, voor den donder, dat houden wij niet uit,
burgemeester! Waar zullen wij huiseigenaren dan van leven in dien tijd?
BURGEM. STOCKMANN. Dat is, helaas, een moeilijk te beantwoorden vraag.
Maar wat wil u dat wij dan doen zullen? Denkt u dat er een enkele
badgast hier komen zou als men hem wijs maakt dat het water bedorven is,
dat wij op een verpesten grond leven, dat de heele stad....
ASLAKSEN. En is dat dan allemaal maar verbeelding?
BURGEM. STOCKMANN. Ik heb mij met den besten wil, niet van het tegendeel
kunnen overtuigen.
ASLAKSEN. Ja maar, dan is het toch onverantwoordelijk van dokter
Stockmann.... Ik vraag excuus burgemeester, maar....
BURGEM. STOCKMANN. Het is een treurige waarheid, die u daar uitspreekt,
mijnheer Aslaksen. Mijn broer is, helaas, altijd een onnadenkend mensch
geweest.
ASLAKSEN. En dan zou u hem in zoo iets willen steunen, meneer Hovstad?
HOVSTAD. Maar wie kon dan ook denken, dat...?
BURGEM. STOCKMANN. Ik heb een korte rectificatie van den toestand
opgesteld, zoo als die van een kalm zakelijk
|