FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251  
252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   >>   >|  
ar is dat alles! OSWALD. En ik weet immers hoeveel je van mij houdt, en daarvoor moet ik je toch dankbaar zijn. En nu ik ziek ben kan je zoo veel voor mij doen. MEVR. ALVING. Ja, niet waar, Oswald! O ik zou haast je ziek-zijn kunnen zegenen, omdat het je naar mij toe gedreven heeft. Want ik zie het wel; je bent nog niet van mij; je moet gewonnen worden. OSWALD (_ongeduldig_). Jawel, jawel. Dat zijn nu maar allemaal van die zeggetjes. Je moet niet vergeten dat ik een zieke ben, moeder. Ik kan mij niet zooveel bezig houden met anderen; ik heb genoeg te denken over mezelf. MEVR. ALVING (_zachtjes_). Ik zal tevreden en geduldig zijn. OSWALD. En vroolijk, moeder! MEVR. ALVING. Ja, mijn jongen, je hebt gelijk (_gaat naar hem toe_). Heb ik nu alle wroeging en zelfverwijt van je afgenomen? OSWALD. Ja, dat heb je. Maar wie neemt nu den angst weg? MEVR. ALVING. Den angst? OSWALD (_loopt heen en weer_). Regine zou het gedaan hebben voor een goed woord. MEVR. ALVING. Ik begrijp je niet. Wat is dat van dien angst ... en van Regine? OSWALD. Is het al erg laat in den nacht, moeder? MEVR. ALVING. Het is al vroeg in den morgen (_kijkt uit de serre naar buiten_). Het wordt al licht boven op de bergen. En het wordt een heldere dag, Oswald! Straks zal je de zon zien. OSWALD. Daar verheug ik mij op. O, er kan nog veel en velerlei zijn om mij over te verheugen en voor te leven.... MEVR. ALVING. Dat zou ik denken! OSWALD. Al kan ik dan niet werken, dan.... MEVR. ALVING. O, je zult wel gauw weer kunnen werken, jongen-lief. Nu heb je immers niet meer al die kwellende en drukkende gedachten om over te tobben. OSWALD. Neen, het was goed dat je al die verkeerde voorstellingen van mij hebt afgenomen. En als ik nu dat eene nog maar te boven ben.... (_gaat op de canape zitten_). Nu gaan we een beetje babbelen, moeder. MEVR. ALVING. Ja, laat ons dat doen (_zij schuift een makkelijken stoel bij de canape en gaat dicht naast hem zitten_). OSWALD. ... en intusschen komt de zon op. En dan weet je het. En dan heb ik niet langer dien angst. MEVR. ALVING. Wat weet ik dan, zeg je? OSWALD (_zonder naar haar te luisteren_). Moeder, heb je niet daar straks gezegd, dat er niets was wat je niet voor mij doen zoudt, als ik het je vroeg? MEVR. ALVING. Ja, zeker, dat heb ik gezegd! OSWALD. En blijf je daarbij, moeder? MEVR. ALVING. Daar kan je op vertrouwen, jij mijn lieve, eenige jongen. Ik leef immers voor nie
PREV.   NEXT  
|<   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251  
252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   >>   >|  



Top keywords:

OSWALD

 

ALVING

 

moeder

 

immers

 
jongen
 

afgenomen

 

zitten

 

denken

 
canape
 

werken


Regine
 
kunnen
 

Oswald

 

gezegd

 

verheug

 

eenige

 

velerlei

 

verheugen

 

straks

 

vertrouwen


daarbij
 

kwellende

 

Straks

 

beetje

 

intusschen

 

babbelen

 
schuift
 
makkelijken
 

langer

 
tobben

gedachten

 

drukkende

 
Moeder
 

luisteren

 

zonder

 
voorstellingen
 
verkeerde
 

vergeten

 

daarvoor

 

zeggetjes


allemaal

 

zooveel

 

hoeveel

 
genoeg
 

anderen

 
houden
 

ongeduldig

 

dankbaar

 

zegenen

 
gedreven