MEVR. ALVING (_roept_). Oswald!
OSWALD (_springt weer op en loopt door de kamer_). En nu heb je mij
Regine afgenomen...! Had ik haar maar gehad. Zij zou mij wel geholpen
hebben.
MEVR. ALVING (_gaat naar hem toe_). Wat meen je daarmee, mijn lieveling?
Is er dan iets ter wereld waarmee ik je niet zou willen helpen?
OSWALD. Toen ik te Parijs weer van dien aanval hersteld was, zei de
dokter mij, dat als het weer terug kwam ... en het komt terug ... dat er
dan geen hoop meer was.
MEVR. ALVING. En hij was zoo onbarmhartig om je....
OSWALD. Ik eischte het van hem. Ik zei hem dat ik beschikkingen te maken
had.... (_glimlacht listig_). En dat had ik ook..., (_haalt een doosje
uit zijn borstzak_). Moeder, zie je dat?
MEVR. ALVING. Wat is dat?
OSWALD. Morfinepoeders.
MEVR. ALVING (_kijkt hem verschrikt aan_). Oswald,... mijn jongen?
OSWALD. Ik heb twaalf capsules opgespaard.
MEVR. ALVING (_grijpt er naar_). Geef mij dat doosje, Oswald!
OSWALD. Nog niet, moeder, (_hij stopt het weer in zijn zak_).
MEVR. ALVING. Dat overleef ik niet!
OSWALD. Je moet het overleven. Had ik Regine nu maar hier gehad, dan had
ik haar gezegd hoe het met mij stond ... en haar om dien laatsten dienst
gevraagd. Zij zou mij wel geholpen hebben; daar ben ik zeker van.
[Illustratie: Mevr. W. Schwab-Welman en de Heer E.P. Erfmann Jr. als
Mevr. Alving en Oswald in "Spoken" (3e Bedrijf)]
MEVR. ALVING. Nooit.
OSWALD. Als het vreeselijke gekomen was en zij mij hier hulpeloos zag
liggen, als een klein kind, opgegeven, verloren, hopeloos,... niet meer
te redden....
MEVR. ALVING. Nooit van haar leven had Regine dat gedaan!
OSWALD. Regine had het wel gedaan. Regine was zoo heerlijk luchthartig.
En het zou haar ook gauw verveeld hebben zoo'n zieke als ik ben op te
passen.
MEVR. ALVING. Dan dank ik den Hemel dat Regine er niet meer is!
OSWALD. Ja, nu moet jij mij dus dien dienst bewijzen, moeder.
MEVR. ALVING (_gilt_). Ik!
OSWALD. Wie is er nader aan toe dan jij?
MEVR. ALVING. Ik! Je moeder!
OSWALD. Juist daarom.
MEVR. ALVING. Ik, die je het leven gegeven heb!
OSWALD. Ik heb je niet om dat leven gevraagd! En wat is dat voor een
leven dat je mij gegeven hebt? Ik wil het niet hebben! Je moet het terug
nemen!
MEVR. ALVING. Help! Help! (_zij loopt naar de voorkamer_).
OSWALD (_haar achterna_). Loop niet van mij weg! Waar wil je heen?
MEVR. ALVING (_in de voorkamer_). Den dokter voor je halen, Oswald! Laat
m
|