ij er uit!
OSWALD (_ook daar_). Je gaat er niet uit. En hier komt niemand binnen.
(_Er wordt een sleutel omgedraaid_).
MEVR. ALVING (_komt terug_). Oswald! Oswald,... mijn kind!
OSWALD (_komt achter haar_). En jij wilt zeggen dat je mij als een
moeder lief hebt ... jij, die mij al dien onzegbaren angst kunt zien
lijden!
MEVR. ALVING. (_Na een oogenblik stilte, zegt met groote
zelfbeheersching_). Hier heb je mijn hand er op.
OSWALD. Wil je...?
MEVR. ALVING. Als het noodig mocht worden. Maar het zal niet noodig
zijn. Neen, neen, dat zal 't nooit worden!
OSWALD. Ja, laat ons dat hopen. En laat ons zoo lang bij elkaar blijven
als we kunnen. Dankje, moeder.
(_Hij gaat in den grooten stoel zitten dien mevr. bij de canape
geschoven heeft. De dag komt aan; de lamp blijft branden op de tafel_).
MEVR. ALVING (_komt voorzichtig bij hem_). Voel je je nu rustig?
OSWALD. Ja.
MEVR. ALVING (_over hem heengebogen_). Dat is een vreeselijke
voorstelling van je geweest, Oswald. Niets dan verbeelding. Al die
emoties heb je niet kunnen verdragen. Maar nu moet je uitrusten, thuis
bij je eigen moeder, jij mijn hartekind! Alles waar je maar naar wijst,
zal je hebben, net als toen je een klein kindje was.... Ziezoo. Nu is de
aanval voorbij. Zie je wel, hoe gemakkelijk het over ging? O, dat wist
ik ook wel.... En kijk eens, Oswald, wat een mooien dag wij krijgen?
Heerlijke zonneschijn! Nu kan je je land pas goed zien. (_Zij gaat naar
de tafel en draait de lamp uit. Zonsopgang. De gletscher en de
bergtoppen op den achtergrond liggen in het stralende morgenlicht_).
OSWALD (_zit in den stoel met zijn rug naar den achtergrond, zonder zich
te bewegen. Plotseling zegt hij_): Moeder, geef mij de zon.
MEVR. ALVING (_bij de tafel ziet hem verschrikt aan_). Wat zeg je?
OSWALD (_herhaalt dof en toonloos_). De zon. De zon.
MEVR. ALVING (_vlakbij hem_). Oswald, hoe is het met je?
OSWALD (_schijnt in den stoel in elkaar te zakken; alle spieren worden
slap; zijn gezicht verliest alle uitdrukking; de oogen staren wezenloos
voor zich uit_).
MEVR. ALVING (_bevend van angst_). Wat is dat (_gilt_) Oswald! Wat is
er! (_valt op de knieen bij hem neer en schudt hem_) Oswald! Oswald!
Kijk me aan! Ken je mij niet?
OSWALD (_toonloos als voren_). De zon. De zon.
MEVR. ALVING (_springt wanhopig op, grijpt met beide handen in haar
haren en roept_): Dat kan ik niet dragen! (_fluistert als verstijfd van
schrik_). Dat kan ik niet drage
|