MANN. U weet wel dat Stockmann erg precies is op zijn
etensuren....
BILLING. Dat kan mij heelemaal niet schelen. Ik geloof haast dat het nog
beter smaakt als ik zoo heel alleen en ongestoord eten kan.
MEVR. STOCKMANN. Nu, goed; als 't u maar smaakt, dan.... (_luistert naar
de voorkamer_) Daar komt Hovstad zeker ook.
BILLING. Misschien wel.
(_Burgemeester Stockmann komt binnen, in overjas en met zijn uniformpet
op; zijn stok in de hand_).
BURGEM. STOCKMANN. Goeden avond, waarde schoonzuster.
MEVR. STOCKMANN (_gaat naar de huiskamer_). Kijk eens aan, is u daar?
Goeden avond. Dat is aardig van u dat u eens bij ons komt.
BURGEM. STOCKMANN. Ik kwam juist voorbij en toen.... (_met een blik naar
de eetkamer_) O, maar u heeft bezoek, naar 't schijnt.
MEVR. STOCKMANN (_een beetje verlegen_). O, neen, volstrekt niet, dat is
maar toevallig (_snel_). Wil u niet ook een stukje mee eten?
BURGEM. STOCKMANN. Ik! Dank u wel; Godbewaarme warm eten 's avonds; dat
gedoogt mijn spijsvertering niet.
MEVR. STOCKMANN. O, maar, voor een enkelen keer....
BURGEM. STOCKMANN. Neen, neen, dank je wel. Ik hou me aan een kopje thee
en een boterhammetje. Dat is toch gezonder op den duur,... en ook wel
wat goedkooper.
MEVR. STOCKMANN (_glimlacht_). U moet niet denken dat Thomas en ik het
ook zoo over den balk gooien.
BURGEM. STOCKMANN. U niet, schoonzuster; dat zij verre van mij (_wijst
naar de werkkamer van den dokter_). Is hij soms niet thuis?
MEVR. STOCKMANN. Neen, hij is nog een eindje omgegaan na het eten ...
hij en de jongens.
BURGEM. STOCKMANN. Of dat nu wel gezond is? (_luistert_). Daar komt hij
geloof ik.
MEVR. STOCKMANN. Neen, dat zal hij nog niet zijn (_er wordt geklopt_).
Binnen! (_Hovstad komt uit de voorkamer_).
MEVR. STOCKMANN. O, is u dat, mijnheer Hovstad...?
HOVSTAD. Ja, ik maak u mijn excuses; maar ik werd opgehouden in de
drukkerij. Goeden avond, burgemeester.
BURGEM. STOCKMANN (_groet een beetje stijf_). Mijnheer Hovstad. U komt
zeker voor zaken.
HOVSTAD. Gedeeltelijk. 't Is voor iets dat in ons blad komen moet.
BURGEM. STOCKMANN. Dat kan ik mij voorstellen. Mijn broer moet een
bizonder vruchtbaar medewerker van de "Volksbode" zijn, naar ik hoor.
HOVSTAD. Ja, hij permitteert zich in de "Volksbode" te schrijven,
wanneer hij over het een of ander de waarheid zeggen wil.
MEVR. STOCKMANN (_tegen Hovstad_). Maar wil u niet...? (_wijst naar de
eetkamer_).
BURGEM. STOCKMANN. O, ik neem
|