e kamer. Alle deuren staan open. De lamp brandt nog steeds op
tafel. Buiten is het donker, alleen een zwakke lichtschijn op den
achtergrond.
Mevr. Alving met een grooten doek om haar hoofd, staat in de serre
en kijkt naar buiten. Regine, ook met een doek om, staat een beetje
achter haar.
* * * * *
MEVR. ALVING. Alles verbrand. Tot den grond toe.
REGINE. 't Brandt nog in de kelders.
MEVR. ALVING. Dat Oswald nog niet terug komt. Er is toch niets meer te
redden.
REGINE. Zal ik hem misschien zijn hoed gaan brengen?
MEVR. ALVING. Heeft hij niet eens zijn hoed op?
REGINE (_wijst naar de voorkamer_). Neen; daar hangt hij.
MEVR. ALVING. Laat hem dan maar hangen. Hij zal nu toch wel gauw komen.
Ik zal zelf even gaan zien (_zij gaat de tuindeur uit_).
DOM. MANDERS (_komt uit de voorkamer_). Is mevrouw niet hier?
REGINE. Mevrouw is net den tuin in gegaan.
DOM. MANDERS. Dit is de verschrikkelijkste nacht dien ik ooit beleefd
heb.
REGINE. Ja, wat een ontzettend ongeluk, dominee!
DOM. MANDERS. O, spreek er niet van! Ik durf er ter nauwernood aan
denken.
REGINE. Maar hoe is het toch aangekomen?
DOM. MANDERS. Vraag mij niets, Regine! Hoe kan ik dat weten? Wil jij
misschien ook...? Is het niet genoeg dat je vader...?
REGINE. Wat is er met hem?
DOM. MANDERS. Hij maakt mij nog krankzinnig!
ENGSTRAND (_komt door de voorkamer_). Dominee!
DOM. MANDERS (_keert zich verschrikt om_). Volg je mij hier ook al?
ENGSTRAND. Ja bliksem nog toe...! Jesses! dat is toch al te vreeselijk,
dominee!
DOM. MANDERS (_loopt heen en weer_). Helaas! helaas!
REGINE. Wat is er toch?
ENGSTRAND. Och, het kwam door die bijeenkomst, zie je (_zachtjes_). Nu
heb ik hem aan den haak, kindlief! (_luid_). En dat ik nu de schuld
moest zijn, dat dominee zoo'n ongeluk moest overkomen!
DOM. MANDERS. Maar ik verzeker je, Engstrand....
ENGSTRAND. Maar er is toch niemand anders dan dominee bezig geweest met
licht daarginder.
DOM. MANDERS (_blijft staan_). Ja, dat beweer jij. Maar ik kan mij
volstrekt niet herinneren een kaars in mijn hand te hebben gehad.
ENGSTRAND. Maar ik heb het toch heel duidelijk gezien dat dominee de
kaars opnam en ze met zijn vingers snoot en de afgebrande pit in de
krullen gooide.
DOM. MANDERS. Heb jij dat gezien?
ENGSTRAND. Ja, dat heb ik duidelijk gezien.
DOM. MANDERS. Dat kan ik mij toch niet begrijpen. 't Is toch nooit mijn
|