FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246  
247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   >>   >|  
distrikt komt. Den grond kan men toch niet waardeloos noemen. Een of andere nuttige bestemming is daar altijd toch wel aan te geven. En de renten van het geld dat op de spaarbank staat, zou ik misschien als meest passend kunnen gebruiken om een of andere onderneming te steunen, die gezegd worden kan de stad ten goede te komen. MEVR. ALVING. Net zooals u wil. De heele zaak is mij nu absoluut onverschillig. ENGSTRAND. Denk aan mijn tehuis voor zeelui, dominee! DOM. MANDERS. Ja, zeker ... daar zeg je zoo wat. Nu, dat moeten wij nog eens nader overleggen. ENGSTRAND. Neen, wat duivel, niet overleggen.... Jesses dan toch! DOM. MANDERS (_met een zucht_). Ik weet helaas ook niet, hoe lang ik nog die zaken in handen hebben zal. Of de publieke opinie mij niet zal noodzaken mij terug te trekken. Dat hangt heelemaal van het gerechtelijk onderzoek af. MEVR. ALVING. Wat zegt u daar? DOM. MANDERS. En van den uitslag daarvan kan men vooruit volstrekt niets met zekerheid zeggen. ENGSTRAND (_dichtbij_). O welzeker kan men dat. Want hier staat Jakob Engstrand ook nog. DOM. MANDERS. Ja ... ja ... maar...? ENGSTRAND. En Jakob Engstrand is niet de man die een waardigen weldoener in den steek laat als de nood aan den man komt, zooals ze zeggen. DOM. MANDERS. Ja, maar, mijn waarde ... hoe...? ENGSTRAND. Jakob Engstrand is om zoo te zeggen te vergelijken bij een reddenden engel, dominee! DOM. MANDERS. Neen, neen, dat kan ik toch waarlijk niet aannemen. ENGSTRAND. Och, dat moet u toch maar doen. Ik ken iemand die nog eens de schuld van een ander op zich genomen heeft ... wat? DOM. MANDERS. Jakob! (_drukt hem de hand_). Je bent een zeldzaam mensch. Nu, je zult je asyl voor zeelui hebben, hoor.... Daar kan je op aan. ENGSTRAND (_wil bedanken, maar kan niet van aandoening_). DOM. MANDERS (_hangt zijn reistaschje over zijn schouders_). En nu weg. Wij reizen samen. ENGSTRAND (_bij de eetkamerdeur zachtjes tegen Regine_). Ga met me mee, meid! Je zult een leventje hebben als een prinses. REGINE (_werpt het hoofd in den nek_). Merci! (_zij gaat naar de voorkamer en haalt dominee's hoed_). DOM. MANDERS. Vaarwel, mevrouw. En moge de geest van orde en wet spoedig zijn intocht houden in deze woning. MEVR. ALVING. Vaarwel Manders! (_zij gaat naar de serre, terwijl zij Oswald door de tuindeur ziet binnenkomen_). ENGSTRAND (_terwijl hij en Regine den dominee aan zijn jas helpen_). Vaarwel, kindlief. En als er
PREV.   NEXT  
|<   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246  
247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   >>   >|  



Top keywords:

MANDERS

 

ENGSTRAND

 

dominee

 

zeggen

 
Vaarwel
 

Engstrand

 

ALVING

 

hebben

 
andere
 

overleggen


zeelui
 
terwijl
 

Regine

 

zooals

 

helpen

 

schouders

 

aandoening

 

reistaschje

 

bedanken

 

aannemen


reddenden
 

waarlijk

 

iemand

 

schuld

 

kindlief

 

zeldzaam

 
genomen
 
mensch
 

tuindeur

 
mevrouw

spoedig

 

Oswald

 
Manders
 

woning

 

intocht

 
houden
 
voorkamer
 

zachtjes

 

reizen

 

eetkamerdeur


leventje

 

binnenkomen

 

prinses

 
REGINE
 

gerechtelijk

 
steunen
 

gezegd

 

worden

 

moeten

 
tehuis