FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243  
244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   >>   >|  
ernstige oogen en zegt_). Nu zie ik het verband. OSWALD. Wat zie je? MEVR. ALVING. Nu zie ik het voor het allereerst. En nu kan ik spreken. OSWALD (_staat op_). Moeder ik begrijp je niet. REGINE (_die ook is opgestaan_). Zal ik misschien weggaan? MEVR. ALVING. Neen, blijf hier. Nu kan ik spreken. Nu, mijn jongen, zal je alles weten. En dan kan je kiezen. Oswald! Regine! OSWALD. Stil. De dominee.... DOM. MANDERS (_komt door de voorkamer binnen_). Ziezoo; wij hebben een hartverheffend uurtje doorgebracht. OSWALD. Wij ook. DOM. MANDERS. Engstrand moet geholpen worden met dat asyl voor zeelui. Regine moet met hem meegaan om hem behulpzaam te zijn.... REGINE. Neen, dank u, dominee. DOM. MANDERS (_bemerkt haar nu pas_). Wat...? Hier...? En met een glas in de hand? REGINE (_zet snel haar glas neer_). Pardon...! OSWALD. Regine gaat met mij mee, dominee. DOM. MANDERS. Mee! Met u! OSWALD. Ja, als mijn vrouw,... als zij wil. DOM. MANDERS. Genadige Hemel...! REGINE. Ik kan het niet helpen, dominee. OSWALD. Of zij blijft hier, als ik blijf. REGINE (_onwillekeurig_). Hier? DOM. MANDERS. Ik sta verstomd over u, mevrouw. MEVR. ALVING. Noch het een noch het ander zal gebeuren; want nu kan ik vrij uit spreken. DOM. MANDERS. Maar dat zal u toch niet doen! Neen, neen, neen! MEVR. ALVING. Jawel; ik zal en ik kan het doen. En toch zullen er geen idealen omlaag gehaald worden. OSWALD. Moeder, wat wordt er hier voor mij verborgen gehouden? REGINE (_luisterend_). Mevrouw! Hoor eens! Er staan menschen buiten te schreeuwen. (_Zij gaat in de serre en kijkt naar buiten_). OSWALD (_bij het raam links_). Wat is er te doen? Waar komt die gloed vandaan? REGINE (_roept_). Er is brand in het gesticht! MEVR. ALVING (_bij het raam_). Brand! DOM. MANDERS. Brand? Onmogelijk. Ik kom er net vandaan. OSWALD. Waar is mijn hoed? Nou, dat doet er ook niet toe.... Vaders gesticht...! (_hij loopt naar buiten door de tuindeur_). MEVR. ALVING. Mijn doek, Regine! 't Staat in lichtelaaie! DOM. MANDERS. Ontzettend! Mevrouw Alving, daar licht het oordeel over dit huis van ongerechtigheid! MEVR. ALVING. Jawel ... zeker. Kom Regine. (_Zij en Regine gaan haastig weg door de voorkamer_). DOM. MANDERS (_slaat de handen in elkaar_). En niet geassureerd! (_gaat weg langs denzelfden weg_). EINDE VAN HET TWEEDE BEDRIJF. * * * * * DERDE BEDRIJF. Zelfd
PREV.   NEXT  
|<   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243  
244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   >>   >|  



Top keywords:

OSWALD

 

MANDERS

 

REGINE

 

ALVING

 
Regine
 

dominee

 

spreken

 

buiten

 
worden
 

vandaan


gesticht
 
BEDRIJF
 

Mevrouw

 

Moeder

 

voorkamer

 

Vaders

 

verband

 

allereerst

 

Onmogelijk

 

menschen


misschien
 

opgestaan

 

schreeuwen

 

begrijp

 

elkaar

 

geassureerd

 
handen
 
haastig
 

denzelfden

 
ernstige

TWEEDE

 

lichtelaaie

 
Ontzettend
 

Alving

 

luisterend

 
ongerechtigheid
 
oordeel
 

tuindeur

 

verborgen

 

Pardon


binnen

 

Oswald

 

Ziezoo

 
bemerkt
 

zeelui

 
uurtje
 

doorgebracht

 

geholpen

 

hartverheffend

 
meegaan