FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242  
243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   >>   >|  
e een blik naar Mevr. Alving_). OSWALD. Nou? REGINE (_zacht en aarzelend_). Als mevrouw er niet tegen heeft...? MEVR. ALVING. Ga een glas halen, Regine. OSWALD (_kijkt haar na_). Heb je op haar gang gelet? Zoo flink en elastisch. MEVR. ALVING. Dat gebeurt niet, Oswald! OSWALD. Het is een uitgemaakte zaak, dat zie je immers. Daar helpt geen tegenstribbelen aan. REGINE (_komt terug met een leeg glas in de hand_). OSWALD. Ga zitten, Regine. REGINE (_kijkt mevr. Alving aan_). MEVR. ALVING. Ga maar zitten. REGINE (_gaat zitten op een stoel bij de deur van de eetkamer en houdt voortdurend het leege glas in de hand_). MEVR. ALVING. Oswald, wat was dat wat je zei over levensblijheid? OSWALD. Ja, levensblijheid, moeder,... daar weten ze hier in ons land niet veel van. Ik heb er nooit iets van gemerkt. MEVR. ALVING. Ook niet als je bij mij bent? OSWALD. Niet als ik hier thuis ben. Maar dat begrijp je zoo niet. MEVR. ALVING. Jawel, ik geloof haast dat ik het wel begrijp ... nu. OSWALD. Levensblijheid ... en dan het genot van werken. Ja, in den grond is dat wel hetzelfde. Maar daarvan weten ze hier ook niets. MEVR. ALVING. Dat kan wel waar zijn, vertel er eens wat meer van. OSWALD. Ja, ik wil er dit mee zeggen, dat hier aan de menschen wordt geleerd te gelooven dat werken een vloek is en een straf voor hun zonden, en dat het leven iets jammerlijks is, waar wij hoe eer hoe liever maar van verlost moeten worden. MEVR. ALVING. Een jammerdal, ja. En dat maken wij er dan oprecht en eerlijk ook van. OSWALD. Maar van zoo iets willen de menschen in het buitenland niets weten. Daar gelooft geen mensch meer in ernst aan zulke leerstellingen. Daar voel je het als iets jubelend gelukzaligs alleen maar dat je leeft. Moeder, heb je niet opgemerkt, dat alles wat ik geschilderd heb, op levensblijheid betrekking had? Altijd en voortdurend op levensblijheid. Er is licht en zonneschijn en zondagslucht ... en vroolijke stralende menschengezichten. Daarom ben ik bang om hier bij jou thuis te blijven. MEVR. ALVING. Bang? Waarom ben je bang hier bij mij? OSWALD. Ik ben bang dat alles wat er in mij woelt hier tot iets leelijks ontaarden zal. MEVR. ALVING (_kijkt hem vast aan_). Geloof je dat dat gebeuren zou? OSWALD. Ik weet het heel zeker. En al leefde je hier hetzelfde leven als daarginder, dan zou het toch niet hetzelfde zijn. MEVR. ALVING (_die in spanning heeft geluisterd, staat op met groote
PREV.   NEXT  
|<   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242  
243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   >>   >|  



Top keywords:

ALVING

 

OSWALD

 

REGINE

 

levensblijheid

 
zitten
 

hetzelfde

 

begrijp

 

voortdurend

 
Oswald
 

menschen


Alving
 
Regine
 

werken

 

leerstellingen

 

jubelend

 

buitenland

 

jammerlijks

 

gelooft

 

liever

 

oprecht


worden
 

willen

 

mensch

 

jammerdal

 

eerlijk

 

verlost

 
moeten
 
zonneschijn
 

Geloof

 
gebeuren

leelijks

 

ontaarden

 
spanning
 

geluisterd

 

groote

 
leefde
 
daarginder
 

Waarom

 

betrekking

 

Altijd


geschilderd

 

opgemerkt

 

alleen

 
Moeder
 

zonden

 
blijven
 

Daarom

 

menschengezichten

 

zondagslucht

 
vroolijke