k in de
wereld nog heb. Het eenige wat waarde voor mij heeft!
OSWALD (_grijpt haar beide handen en kust ze_). Ja, ja, ik zie het wel.
Als ik thuis ben zie ik het immers wel. En juist dat is voor mij een van
de ergste dingen er van.... Maar nu weet je het dus. En nu zullen wij er
van daag niet meer over spreken. Ik kan er niet zoo lang achter elkaar
over denken (_loopt heen en weer_). Geef mij wat te drinken, moeder!
MEVR. ALVING. Drinken? Wat wil je nu drinken?
OSWALD. Och, wat je hebt. Je hebt immers kouden punch in huis?
MEVR. ALVING. Ja, maar, mijn beste Oswald...!
OSWALD. Toe, weiger het me niet. Wees nu lief! Ik moet iets hebben om al
die kwellende gedachten weg te spoelen (_gaat naar de serre_). En dan
... wat is het hier donker!
MEVR. ALVING (_trekt aan de bel rechts_).
OSWALD. En die onophoudelijke regen. Weken lang kan dat duren; maanden
soms. Nooit een zonnestraal te zien. De keeren dat ik thuis geweest ben,
herinner ik mij niet ooit de zon te hebben zien schijnen.
MEVR. ALVING. Oswald,... je denkt er over van mij weg te gaan.
OSWALD. Hm.... (_ademt zwaar_). Ik denk over niets. Kan aan niets
denken! (_zachtjes_). Dat zal ik wel laten.
REGINE (_uit de eetkamer_). Heeft mevrouw gebeld?
MEVR. ALVING. Ja, breng de lamp eens binnen.
REGINE. Dadelijk mevrouw. Ze is al aangestoken (_gaat weg_).
MEVR. ALVING (_gaat naar Oswald toe_). Oswald, wees niet gesloten
tegenover mij.
OSWALD. Dat ben ik ook niet, moeder (_gaat naar de tafel_). Mij dunkt
dat ik je zoo veel gezegd heb.
REGINE (_brengt de lamp en zet die op tafel_).
MEVR. ALVING. Hoor eens, Regine, je moet eens een halve flesch champagne
brengen.
REGINE. Jawel, mevrouw (_gaat weer heen_).
OSWALD (_neemt haar hoofd tusschen zijn handen_). Zoo is het goed. Ik
wist wel dat moeder haar jongen geen dorst zou laten lijden.
MEVR. ALVING. Jou? mijn arme lieve Oswald; hoe zou ik jou nu iets kunnen
weigeren?
OSWALD (_levendig_). Is dat waar, moeder? Meen je dat?
MEVR. ALVING. Hoe zoo? Wat?
OSWALD. Dat je me niets zoudt kunnen weigeren?
MEVR. ALVING. Maar Oswald-lief....
OSWALD. Sst!
REGINE (_brengt een blaadje met een halve flesch champagne en twee
glazen, dat zij op tafel zet_). Zal ik de flesch openmaken?
OSWALD. Neen, dankje, dat zal ik zelf wel doen. (_Regine gaat weer
weg_).
MEVR. ALVING (_gaat bij de tafel zitten_). Wat bedoelde je daar straks
... dat ik je niet moest weigeren?
OSWALD (_bezig de flesch o
|