.
MEVR. ALVING. Maar leg je pijp liever weg, mijn jongen; ik heb hier niet
graag tabaksrook.
OSWALD. Met genoegen. Ik wou die pijp alleen maar eens probeeren, omdat
ik als kind er eens uit gerookt heb.
MEVR. ALVING. Jij?
OSWALD. Ja. Ik was toen nog heel klein. Maar ik herinner mij dat ik
boven bij papa op de kamer kwam op een avond, en hij zoo vroolijk en
jolig was.
MEVR. ALVING. Och kom, je herinnert je niets meer van die jaren.
OSWALD. Jawel, ik herinner mij duidelijk dat hij mij op zijn knieen
zette en liet rooken uit zijn pijp. Rook, jongen, zei hij ... flink
rooken, jongen! En ik rookte wat ik kon, totdat ik voelde dat ik
heelemaal bleek werd en het zweet in groote droppels op mijn voorhoofd
stond. Toen lachte hij dat hij schaterde....
DOM. MANDERS. Dat was toch al heel vreemd.
MEVR. ALVING. Och dominee, dat heeft Oswald gedroomd!
OSWALD. Neen, moeder, ik heb het volstrekt niet gedroomd. Want ...
herinner je je dat dan niet meer ... toen kwam jij binnen en droeg me
naar de kinderkamer. Daar werd ik toen onpasselijk en zag ik dat je
huilde.... Haalde papa dikwijls zulke grappen uit?
DOM. MANDERS. In zijn jeugd was hij een bizonder levenslustig mensch....
OSWALD. ... en heeft toch nog zooveel gedaan in de wereld. Zooveel goeds
en nuttigs tot stand gebracht; en was toch nog jong toen hij stierf.
DOM. MANDERS. Ja, je hebt in waarheid den naam van een werkzaam en
bekwaam man geerfd, mijn waarde Oswald. Nu, dat zal, naar wij hopen, je
een spoorslag zijn....
OSWALD. Dat behoorde het ten minste te zijn, ja.
DOM. MANDERS. Het is in elk geval mooi van je dat je thuis komt voor
zijn eere-dag.
OSWALD. Minder kon ik al niet voor papa doen.
MEVR. ALVING. En dat ik hem zoo lang mag houden ... dat is nu nog het
allermooiste van hem.
DOM. MANDERS. Ja, je blijft den heelen winter hier, hoor ik.
OSWALD. Ik blijf thuis voor onbepaalden tijd, dominee.... O, het is toch
zoo heerlijk om weer bij moeder thuis te zijn!
MEVR. ALVING (_stralend_). Ja, he, mijn jongen?
DOM. MANDERS (_kijkt hem deelnemend aan_). Je bent al vroeg de wijde
wereld ingegaan, mijn waarde Oswald.
OSWALD. Dat is zoo. Soms denk ik wel eens of het niet wat al te vroeg
was.
MEVR. ALVING. O, wel neen, volstrekt niet. Dat is juist goed voor een
flinken jongen. En vooral voor een eenig kind. Die moet niet thuis aan
moeders rokken blijven hangen om zich te laten bederven.
DOM. MANDERS. Dat is een bewering die wel voor teg
|