FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227  
228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   >>   >|  
. Indien ik zoo iets begrepen had, zou ik nooit een dagelijksche gast in het huis van uw man geworden zijn. MEVR. ALVING. Nu, zooveel is althans zeker, dat ik met mijzelf in waarheid niet te rade ging. DOM. MANDERS. Nu, maar dan toch met wie u het naast bestonden; zooals voorgeschreven is; met uw moeder en uw beide tantes. MEVR. ALVING. Ja, dat is waar. Die drie maakten de rekening voor mij op! O het is ongelooflijk hoe precies zij uitmaakten dat het gewoon krankzinnigheid zou zijn om een dergelijk aanzoek af te wijzen. Als mijn moeder nu nog eens kon zien waar al die heerlijkheid heen geleid had! DOM. MANDERS. Voor de uitkomst kan niemand aansprakelijk gesteld worden. Maar dat staat althans vast, dat uw huwelijk gesloten werd overeenkomstig met de wet en de openbare orde. MEVR. ALVING (_bij het raam_). Ja, die wet en die orde! Ik denk dikwijls dat juist _die_ alle onheil in de wereld stichten. DOM. MANDERS. Mevrouw Alving, nu bezondigt u zich. MEVR. ALVING. Ja, dat kan wel zijn. Maar ik stoor mij niet langer aan al die banden en conventies. Ik kan 't niet meer! Ik moet mij vrij maken. DOM. MANDERS. Wat bedoelt u daarmee? MEVR. ALVING (_trommelt op de ruiten_). Ik moest nooit iets van Alvings leven verborgen gehouden hebben. Maar ik durfde toen niet anders,... zelfs niet om mijn zelfs wil. Zoo laf was ik. DOM. MANDERS. Laf? MEVR. ALVING. Als de menschen wat te weten waren gekomen, zouden zij gezegd hebben: arme man, het is natuurlijk dat hij uit den band springt, hij, die een vrouw heeft die van hem wegloopt. DOM. MANDERS. Met eenig recht kon men zoo iets ook wel zeggen. MEVR. ALVING (_ziet hem strak aan_). Als ik was wie ik zijn moest, dan riep ik Oswald bij mij en zei: hoor eens mijn jongen, je vader was een diepgevallen mensch.... DOM. MANDERS. Maar genadige Hemel!... MEVR. ALVING. ... en dan vertelde ik hem alles wat ik u verteld heb,... alles, haarfijn! DOM. MANDERS. Ik ben haast verontwaardigd over u, mevrouw. MEVR. ALVING. Ja, dat weet ik. Ik weet het immers wel! Ik kom zelf in opstand tegen die gedachte (_gaat weg van het raam_). Zoo laf ben ik. DOM. MANDERS. En dat noemt u lafheid, als u eenvoudig uw verschuldigden plicht betracht? Heeft u vergeten dat een kind zijn vader en moeder moet achten en liefhebben? MEVR. ALVING. Laat ons het niet zoo in het algemeen nemen. Laat ons de vraag stellen: moet Oswald den kamerheer Alving achten en liefhebben? DOM. MANDERS. Is er d
PREV.   NEXT  
|<   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227  
228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   >>   >|  



Top keywords:

ALVING

 

MANDERS

 

moeder

 

Oswald

 
Alving
 

althans

 

liefhebben

 

achten

 
hebben
 

zeggen


gekomen
 
zouden
 

gezegd

 

menschen

 

natuurlijk

 

wegloopt

 

springt

 

mevrouw

 

eenvoudig

 

verschuldigden


plicht
 

betracht

 

lafheid

 

vergeten

 

kamerheer

 

stellen

 
algemeen
 
gedachte
 

genadige

 
vertelde

verteld

 

mensch

 
diepgevallen
 

jongen

 

haarfijn

 
opstand
 
immers
 

verontwaardigd

 

Mevrouw

 

ongelooflijk


precies

 

uitmaakten

 

maakten

 
rekening
 

gewoon

 
krankzinnigheid
 

heerlijkheid

 

geleid

 

wijzen

 
dergelijk