orgen
gehouden. Die voor _mij_ verborgen, die je volkomen in alles vertrouwd
heb.
ENGSTRAND. Ja, helaas, dat heb ik gedaan.
DOM. MANDERS. Heb ik dat aan je verdiend, Engstrand? Ben ik niet altijd
bereid geweest om je met raad en daad bij te staan, zoover het in mijn
macht stond? Antwoord mij! Is dat zoo niet?
ENGSTRAND. Het had er maar dikwijls slecht voor mij uitgezien, als ik
dominee Manders niet gehad had.
DOM. MANDERS. En dan beloon je mij op die manier. Maakt dat ik
onjuistheden inschrijf in het kerkelijk register, en onthoudt mij daarna
nog jaren lang de ophelderingen die je mij en de waarheid verschuldigd
bent. Je handelwijze is ten eenenmale onverantwoordelijk geweest,
Engstrand; en van nu af is het uit tusschen ons.
ENGSTRAND (_met een zucht_). Ja, dat zal wel ... dat begrijp ik.
DOM. MANDERS. Ja, want hoe zou je je wel kunnen rechtvaardigen?
ENGSTRAND. Maar had zij zich dan nog meer moeten vertramponeeren door er
over te babbelen? Als dominee zich nu eens wil voorstellen dat hij in
hetzelfde geval verkeerde als Johanne zaliger....
DOM. MANDERS. Ik!
ENGSTRAND. Jesses, jesses, ik meen nu niet zoo precies eender. Ik bedoel
maar dat dominee iets zou hebben om zich over te schamen tegenover de
menschen, zooals ze zeggen. Wij manspersonen moeten toch een arme vrouw
niet al te streng veroordeelen, dominee.
DOM. MANDERS. Maar dat doe ik ook niet. Ik verwijt jou je onoprechtheid.
ENGSTRAND. Zou ik dominee eens een klein vraagje mogen doen?
DOM. MANDERS. Jawel, vraag maar.
ENGSTRAND. Is het niet goed en braaf van een man, als hij de gevallen
vrouw opricht?
DOM. MANDERS. Ja, dat spreekt.
ENGSTRAND. En is een man niet verplicht eerlijk zijn woord te houden?
DOM. MANDERS. Ja natuurlijk, maar....
ENGSTRAND. Toen Johanne ongelukkig was gemaakt door dien Engelschman ...
of misschien was het een Amerikaander of een Russer, zooals ze ze noemen
... nou, toen kwam zij naar de stad. Het arme schepsel had mij vroeger
al een paar keer den bons gegeven, want ze keek alleen maar naar de
mooiigheid toen en ik had immers dat mankement aan mijn been. Ja,
dominee zal zich nog wel herinneren dat ik eens een keer een danshuis
binnen gegaan ben, waar matrozen en andere zeelui in dronkenschap en
gemeenheid herrie maakten om zoo te zeggen. En toen ik hen vermanen wou
om zich tot een nieuw leven te bekeeren....
MEVR. ALVING (_bij het raam_). Hm....
DOM. MANDERS. Ik weet het Engstrand, die ruwe menschen
|