,
in moeders kamer, en te eten van moeders lekkere schotels.
MEVR. ALVING. Mijn lieve, lieve jongen!
OSWALD (_een beetje ongedurig, loopt te rooken_). En wat zal ik anders
uitvoeren hier. Ik kan niets doen....
MEVR. ALVING. Kan je niets doen?
OSWALD. Met zulk grauw weer? Zonder een enkelen zonnestraal den heelen
dag? (_loopt heen en weer_). O dat ... niet te kunnen werken...!
MEVR. ALVING. Misschien was het toch niet verstandig van je dat je naar
huis kwam.
OSWALD. Jawel moeder; dat moest.
MEVR. ALVING. Want tienmaal liever zou ik mij het geluk van je bij mij
te hebben ontzeggen, dan dat jij....
OSWALD (_blijft bij de tafel staan_). Zeg eens, moeder,... is het heusch
zoo'n groot geluk voor je om mij thuis te hebben?
MEVR. ALVING. Of dat een geluk voor mij is!
OSWALD (_verfrommelt een courant_). Mij dunkt, het moet al haast
hetzelfde voor je zijn, of ik er ben of niet.
MEVR. ALVING. Hoe kan je het over je hart verkrijgen dat tegen je moeder
te zeggen, Oswald!
OSWALD. Maar je hebt toch altijd zoo goed zonder mij kunnen leven.
MEVR. ALVING. Ja; ik heb zonder je geleefd;... dat is waar.
(_Zwijgen. De schemering begint langzaam te vallen. Oswald loopt heen en
weer. Zijn sigaar heeft hij weggelegd_).
OSWALD (_blijft bij mevr. Alving staan_). Moeder, mag ik bij je op de
canape komen zitten?
MEVR. ALVING (_maakt plaats voor hem_). Ja, graag, jongen-lief.
OSWALD (_gaat zitten_). Nu moet ik je iets zeggen, moeder.
MEVR. ALVING (_in spanning_). Wel?
OSWALD (_staart voor zich uit_). Want ik kan het niet langer uithouden.
MEVR. ALVING. Wat uithouden? Wat is er?
OSWALD (_als voren_). Ik heb er niet toe kunnen komen je er over te
schrijven; en sedert ik weer thuis ben....
MEVR. ALVING (_grijpt zijn arm_). Oswald, wat is er?
OSWALD. Gisteren al en van daag heb ik getracht die gedachten van mij af
te schudden ... mij er van los te maken. Maar het gaat niet.
MEVR. ALVING (_staat op_). Nu moet je eens ronduit zeggen wat er is,
Oswald.
OSWALD (_trekt haar op de canape terug_). Blijf zitten, dan zal ik
probeeren het je te zeggen.... Ik heb zoo geklaagd over vermoeidheid na
de reis....
MEVR. ALVING. Nu ja! En?...
OSWALD. Maar dat is het niet wat mij mankeert; niet een gewoon
moe-zijn....
MEVR. ALVING (_wil opspringen_). Je bent toch niet ziek, Oswald!
OSWALD (_trekt haar weer terug_). Blijf zitten, moeder. Neem het maar
kalm op. Ik ben ook niet eigenlijk ziek, niet wat men ge
|