an geen stem in uw moederhart die u verbiedt de
idealen van uw zoon omlaag te halen?
MEVR. ALVING. En de waarheid dan?
DOM. MANDERS. En de idealen dan?
MEVR. ALVING. Och ... idealen, idealen! Als ik maar niet zoo laf was als
ik ben!
DOM. MANDERS. Gooi de idealen niet weg, mevrouw,... want dat wreekt zich
bitter. En dan vooral Oswald. Oswald heeft helaas toch al niet zoo heel
veel idealen. Maar zooveel heb ik wel kunnen merken, dat zijn vader wel
voor hem staat als zulk een ideaal.
MEVR. ALVING. Daarin heeft u gelijk.
DOM. MANDERS. En die voorstellingen heeft u zelf gewekt en gevoed bij
hem door uw brieven.
MEVR. ALVING. Ja; ik ging gebukt onder plichten en conventies, daarom
loog ik mijn jongen wat voor, jaar in jaar uit. O, hoe laf ... hoe laf
ben ik geweest!
DOM. MANDERS. U heeft een gelukkige illusie bij uw zoon doen ontstaan,
mevrouw,... en daar mag u waarlijk niet geringschattend over denken.
MEVR. ALVING. Hm; wie weet of dat nu juist wel zoo goed was.... Maar van
scharrelen met Regine wil ik in elk geval niets weten. Hij zal mij dat
arme kind niet ongelukkig maken.
DOM. MANDERS. Neen, goede God, dat zou iets vreeselijks zijn.
MEVR. ALVING. Als ik wist dat hij het ernstig met haar meende en het tot
zijn geluk zijn zou....
DOM. MANDERS. Wat? Wat dan?
MEVR. ALVING. Maar dat zou het niet zijn; want Regine is er helaas het
meisje niet naar.
DOM. MANDERS. Wel, wat toch? Wat bedoelt u?
MEVR. ALVING. Als ik niet zoo godsjammerlijk laf was als ik ben, dan zou
ik tegen hem zeggen: trouw met haar, of ga met haar leven zooals je
wilt; maar laat er geen geknoei zijn....
DOM. MANDERS. Maar genadige Hemel! Een wettig huwelijk dus! Zoo iets
verschrikkelijks!--Zoo iets ongehoords...!
MEVR. ALVING. Zei u iets ongehoords? Met de hand op het hart, dominee
Manders, gelooft u niet dat er rondom in het land verscheidene echtparen
te vinden zouden zijn, die elkaar even na in het bloed bestaan?
DOM. MANDERS. Ik begrijp u heelemaal niet.
MEVR. ALVING. Och jawel, dat doet u wel.
DOM. MANDERS. Nu ja, u stelt u het mogelijke geval voor dat.... Ja,
helaas, het huwelijksleven is zeker niet altijd zoo rein als het
behoorde te wezen. Maar zoo iets als waarop u doelt, kan men toch nooit
weten,... althans niet met zekerheid. Hier daarentegen ... dat u, een
moeder, zou kunnen toestaan dat uw zoon...!
MEVR. ALVING. Maar ik wil het immers niet. Ik zou het niet willen
toestaan, om niets ter wereld; dat i
|