Ik wou niet dat Oswald,
mijn eigen jongen, iets hoegenaamd van zijn vader zou erven.
DOM. MANDERS. Het is dus Alving's vermogen, dat...?
MEVR. ALVING. Ja. De sommen die ik jaar op jaar aan het gesticht
geschonken heb, overtreffen het fortuin, ik heb het nauwkeurig
uitgerekend ... dat in zijn tijd luitenant Alving tot een goede partij
maakte.
DOM. MANDERS. Ik begrijp u....
MEVR. ALVING. Dat was de koopsom.... Ik wil niet dat dat geld in
Oswald's handen zal overgaan. Mijn zoon moet alles van mij alleen
hebben.
(_Oswald komt door de tweede deur rechts; van hoed en overjas heeft hij
zich ontdaan_).
MEVR. ALVING (_hem tegemoet gaand_). Ben je daar al terug? mijn beste
lieve jongen!
OSWALD. Ja, wat moet je buiten uitvoeren in dien eeuwigdurenden regen?
Maar ik hoor dat wij aan tafel zullen gaan. Dat is uitstekend!
REGINE (_met een pakje uit de eetkamer komend_). Er is een pakje voor
mevrouw gekomen (_reikt het haar over_).
MEVR. ALVING (_met een blik op dominee Manders_). De feestzangen voor
morgen waarschijnlijk.
DOM. MANDERS. Hm....
REGINE. En er is opgedaan.
MEVR. ALVING. Goed; wij komen dadelijk; ik wil maar even.... (_begint
het pakje open te maken_).
REGINE (_tegen Oswald_). Verlangt mijnheer witte of roode port?
OSWALD. Allebei, alsjeblieft.
REGINE. Bien...; heel goed mijnheer (_zij gaat de eetkamer binnen_).
OSWALD. Ik zal wel eens even helpen met het opentrekken van de flesschen
(_gaat de eetkamer in waarvan de deur weer halfopen glijdt achter hem_).
MEVR. ALVING (_die het pakje geopend heeft_). Jawel, juist; hier hebben
we de feestzangen, dominee.
DOM. MANDERS (_met gevouwen handen_). Hoe ik morgen met een opgewekt
gemoed mijn toespraak zal kunnen houden, dat...!
MEVR. ALVING. Och, dat zal wel gaan.
DOM. MANDERS (_zachtjes om niet in de eetkamer gehoord te worden_). Ja,
schandaal mogen wij toch niet verwekken.
MEVR. ALVING. Neen. Maar dan is ook dit lange leelijke comediespel uit.
Van overmorgen af, zal het voor mij zijn alsof de doode nooit in dit
huis geleefd had. Hier zal niemand meer zijn dan mijn jongen en zijn
moeder.
(_Men hoort in de eetkamer leven van een stoel die omvalt;
tegelijkertijd hoort men_:)
REGINE's stem (_duidelijk maar fluisterend_). Maar Oswald! Ben je gek?
Laat me los!
MEVR. ALVING (_schrikt hevig_). Ah...!
(_Zij staart als verbijsterd naar de halfopen deur. Men hoort Oswald
hoesten en neurieen daarbinnen. Een flesch wordt opengetrokk
|