enspraak vatbaar is,
mevrouw. Het ouderlijk huis is en blijft toch de ware plaats voor een
kind.
OSWALD. Daarin ben ik het geheel met den dominee eens.
DOM. MANDERS. Zie nu maar eens naar uw eigen zoon. Wij kunnen er gerust
over spreken in zijn bijzijn. Wat zijn voor hem de gevolgen geweest? Hij
is zes-zeven-en-twintig jaar oud geworden en heeft nooit gelegenheid
gehad een geregeld tehuis te leeren kennen.
OSWALD. Pardon, dominee,... dat heeft u glad mis.
DOM. MANDERS. Zoo? Ik dacht toch dat je zoo goed als uitsluitend in
kunstenaarskringen verkeerd had.
OSWALD. Dat heb ik ook.
DOM. MANDERS. En meest onder jongere artisten.
OSWALD. Jawel.
DOM. MANDERS. Maar ik dacht dat de meesten van die luitjes geen middelen
hadden om een huishouden op te zetten en zich te vestigen.
OSWALD. Er zijn er velen onder hen die geen middelen genoeg hebben om te
trouwen, dominee.
DOM. MANDERS. Nu ja, dat is net wat ik zeg.
OSWALD. Maar daarom kunnen zij toch wel een tehuis hebben. En dat hebben
dan ook sommigen; en dat is een heel geregeld en een heel gezellig
tehuis.
MEVR. ALVING (_volgt in spanning het gesprek ... knikt, maar zegt
niets_).
DOM. MANDERS. Maar ik spreek niet van een jonggezellen-tehuis. Onder een
tehuis versta ik een huisgezin, waar een man leeft met zijn vrouw en
kinderen.
OSWALD. Jawel; of met zijn kinderen en de moeder van zijn kinderen.
DOM. MANDERS (_schrikt ... slaat de handen in elkaar_). Genadige Hemel!
OSWALD. Wel?
DOM. MANDERS. Leven met ... de moeder van zijn kinderen...!
OSWALD. Zou u dan liever willen dat hij de moeder van zijn kinderen
verstiet?
DOM. MANDERS. Het is dus van onwettige verhoudingen dat je spreekt! Over
een zoogenaamd leven in wilden echt!
OSWALD. Ik heb nooit iets bizonder wilds opgemerkt in het samenleven van
die lui.
DOM. MANDERS. Maar hoe is het mogelijk dat een ... een maar eenigszins
welopgevoed man of een jonge vrouw, er zich in schikken kan op die
manier te leven ... zoo maar voor het oog van iedereen!
OSWALD. Maar wat moeten ze dan doen? Een arm jong artiste,... een arm
jong meisje.... Trouwen kost een boel geld. Wat moeten ze dan doen?
DOM. MANDERS. Wat ze moeten doen? Wel, mijnheer Alving, ik zal u zeggen
wat zij moeten doen. Zij moesten van 't begin af aan elkaar vermeden
hebben,... dat moesten ze!
OSWALD. Met zulke praatjes komt u niet ver bij jonge, warmbloedige,
verliefde menschen!
MEVR. ALVING. Neen, daar komt u niet ver me
|