FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220  
221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   >>   >|  
. had bijna den naam van anderen er ook bij verspeeld. MEVR. ALVING. Van anderen? Van een ander, bedoelt u zeker. DOM. MANDERS. Het was ongehoord roekeloos van u om een toevlucht te zoeken bij _mij_. MEVR. ALVING. Bij onzen geestelijke? Bij onzen huisvriend? DOM. MANDERS. Juist.... Ja, dank uw Heer en God, dat ik de noodige kracht bezat, dat ik u kon afbrengen van uw overspannen voornemens en dat het mij vergund werd u op den weg van den plicht en tot uw wettigen echtgenoot terug te voeren. MEVR. ALVING. Ja, dominee, dat was inderdaad uw werk. DOM. MANDERS. Ik was maar een zwak werktuig in de hand van een Hoogere Macht. En hoe is het u niet tot een grooten zegen geworden voor al uw latere levensdagen, dat ik u weer deed buigen onder plicht en gehoorzaamheid? Is het niet gegaan zooals ik u voorzegd had? Keerde Alving niet terug van zijn afdwalingen, zooals het een man betaamt? Leefde hij sedert niet in liefde en onberispelijk met u alle volgende jaren? Werd hij niet een weldoener voor deze streek, en hief hij u niet zoo tot zich op, dat u naderhand zijn medewerkster werd in alles wat hij ondernam? En wel een bekwame medewerkster;... o, ik weet het, mevrouw; _dien_ lof moet ik u geven. Maar nu kom ik tot den tweeden grooten misstap in uw leven. MEVR. ALVING. Wat bedoelt u daarmee? DOM. MANDERS. Evenals u eens de plichten der echtgenoote verzaakt heeft, zoo heeft u later die der moeder verzaakt. MEVR. ALVING. Ah...! DOM. MANDERS. U is uw levenlang beheerscht geworden door een onheilzwangeren geest van eigenzinnigheid. Al uw streven is daarheen gericht geweest u van dwang en wetten vrij te maken. Nooit heeft u eenigen knellenden band kunnen velen. Alles wat u in het leven bezwaarde, heeft u roekeloos en gewetenloos van u afgeworpen, als een last, waarover u zelf te beschikken had. Het behaagde u niet langer echtgenoote te zijn, en u verliet uw man. Het viel u lastig moeder te zijn, en u zond uw kind weg onder vreemden. MEVR. ALVING. Ja, dat is waar; dat heb ik gedaan. DOM. MANDERS. Maar daardoor is u ook een vreemde voor hem gebleven. MEVR. ALVING. Neen, neen, dat ben ik niet! DOM. MANDERS. Dat is u wel; dat _moet_ u wel zijn. En hoe heeft u hem nu terug gekregen! Bedenk het wel; mevrouw, u heeft veel gezondigd tegen uw man; ... dat erkent u door dat gedenkteeken daar beneden voor hem op te richten. Erken nu ook hoe u heeft gezondigd tegen uw zoon; het kan nog tijd zijn om hem van zijn dwaalwe
PREV.   NEXT  
|<   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220  
221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   >>   >|  



Top keywords:
MANDERS
 

ALVING

 

plicht

 

anderen

 

grooten

 

geworden

 

bedoelt

 

medewerkster

 

echtgenoote

 
gezondigd

mevrouw

 

verzaakt

 

moeder

 

zooals

 

roekeloos

 

eenigen

 

knellenden

 
wetten
 
levenlang
 
plichten

Evenals

 

beheerscht

 

onheilzwangeren

 

daarheen

 

gericht

 

geweest

 

streven

 

eigenzinnigheid

 
lastig
 

gekregen


Bedenk
 
vreemde
 

gebleven

 
erkent
 
gedenkteeken
 
dwaalwe
 

beneden

 

richten

 
daardoor
 
gedaan

waarover
 

afgeworpen

 

gewetenloos

 
bezwaarde
 
beschikken
 

behaagde

 

vreemden

 

daarmee

 

langer

 

verliet