FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214  
215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   >>   >|  
nk legt hij er zich nu op toe een onberispelijk leven te leiden, naar ik hoor. MEVR. ALVING. Zoo? Wie zegt dat? DOM. MANDERS. Dat heeft hij mij zelf verzekerd. En een knap werkman is hij toch ook. MEVR. ALVING. O ja, zoo lang hij nuchter is.... DOM. MANDERS. Ja, die treurige zwakheid; maar hij is er dikwijls toe genoodzaakt voor dat akelige been, zegt hij. Den laatsten keer dat hij in de stad was, deed hij mij waarlijk aan. Hij kwam bij mij en bedankte mij zoo hartelijk omdat ik hem hier werk verschaft had, zoodat hij nu met Regine samen kon zijn. MEVR. ALVING. Hij merkt anders niet veel van haar. DOM. MANDERS. Jawel, hij spreekt haar iederen dag, dat vertelde hij mij zelf. MEVR. ALVING. Nu ja ... dat kan ook wel zijn. DOM. MANDERS. Hij voelt zoo goed dat hij behoefte heeft aan iemand die hem terughouden kan als de verleiding nabij is. Dat is het beminnelijke in Jakob Engstrand, dat hij zoo volslagen hulpeloos bij iemand komt en zich aanklaagt en zijn eigen zwakheid bekent. Laatst was hij bij mij en sprak met mij.... Hoor eens, mevrouw, als het hem een hartsbehoef te zijn zou om Regine bij zich thuis te hebben.... MEVR. ALVING (_staat snel op_). Regine! DOM. MANDERS. ... dan moet u zich daar niet tegen verzetten. MEVR. ALVING. Jawel, daar zal ik mij zeer zeker tegen verzetten. En bovendien,... Regine krijgt immers een betrekking in het gesticht. DOM. MANDERS. Maar denk toch eens aan, hij is toch haar vader.... MEVR. ALVING. O, ik weet best wat voor soort van een vader hij voor haar geweest is. Neen, naar hem zal zij nooit teruggaan met mijn goedvinden. DOM. MANDERS (_staat op_). Maar lieve mevrouw, wind u daarover toch niet zoo op. Het is bedroevend zoo als u Engstrand miskent. Het is of ik u een schrik op het lijf jaag.... MEVR. ALVING. Dat doet er niet toe. Ik heb Regine tot mij genomen, en bij mij zal zij blijven (_luistert_). Sst, dominee, spreek daar nu niet meer over. (_Haar gezicht verheldert_). Hoor! Daar komt Oswald de trap af. Nu houden wij ons verder alleen met hem bezig. (_Oswald Alving in een overjas, met zijn hoed in de hand en rookend uit een groote meerschuimen pijp, komt binnen door de deur links_). OSWALD (_blijft in de deur staan_). O pardon ... ik dacht dat u in het kantoor zat (_komt naderbij_). Goeden dag, dominee. DOM. MANDERS. Ah...! Dat is merkwaardig.... MEVR. ALVING. Wel, wat zegt u nu van hem, dominee? DOM. MANDERS. Ik zeg ... ik zeg.... Neen maar,
PREV.   NEXT  
|<   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214  
215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   >>   >|  



Top keywords:
MANDERS
 

ALVING

 

Regine

 

dominee

 

mevrouw

 

Engstrand

 

iemand

 

verzetten

 

Oswald

 
zwakheid

miskent

 

bedroevend

 

blijft

 

schrik

 

OSWALD

 

daarover

 

geweest

 
kantoor
 
Goeden
 
merkwaardig

goedvinden

 

pardon

 

teruggaan

 

overjas

 

naderbij

 

gezicht

 

verheldert

 

houden

 
alleen
 

verder


binnen
 
luistert
 

blijven

 
genomen
 
spreek
 
rookend
 

groote

 

meerschuimen

 
Alving
 
volslagen

waarlijk
 

laatsten

 

bedankte

 
hartelijk
 
zoodat
 

verschaft

 

akelige

 

genoodzaakt

 

leiden

 

onberispelijk