ering....
KROGSTAD. Jawel, jawel ... kort en goed: het is nu nog tijd, en ik geef
u den raad uw invloed te gebruiken om het te verhinderen.
NORA. Maar meneer Krogstad, ik heb volstrekt geen invloed.
KROGSTAD. Zoo? Ik dacht dat u daar straks zelf zei....
NORA. Dat was natuurlijk zoo niet op te vatten. Ik! Hoe kan u gelooven
dat ik zoo'n invloed op mijn man heb?
KROGSTAD. O, ik ken uw man al van onzen studententijd af. Ik denk niet
dat meneer de Bankdirecteur vaster in zijn schoenen staat dan andere
getrouwde mannen.
NORA. Als u geringschattend over mijn man spreekt, wijs ik u de deur.
KROGSTAD. Mevrouw is dapper.
NORA. Ik ben niet langer bang voor u. Na Nieuwjaar zal ik gauw van de
heele geschiedenis af zijn.
KROGSTAD (_zich beheerschend_). Luister nu eens, mevrouw. Als de nood
aan den man komt, ben ik van plan een strijd op leven en dood te voeren
om mijn postje aan de Bank te behouden.
NORA. Ja, dat begint er heusch naar uit te zien.
KROGSTAD. Het is niet alleen om het salaris; daar is het mij het minst
om te doen. Maar er is iets anders.... Nou ja, ik zal 't maar zeggen.
Ziet u, het is dit: u weet natuurlijk evengoed als iedereen dat ik mij,
vele jaren geleden, aan een onbezonnenheid heb schuldig gemaakt.
NORA. Ik geloof dat ik daar wel eens iets van gehoord heb.
KROGSTAD. De zaak is niet voor het gerecht gekomen; maar toch waren
terstond alle wegen voor mij afgesloten, als 't ware. Zoo kwam ik er toe
mij in te laten met het soort van zaken dat u weet. Iets moest ik wel
aanpakken, en ik durf zeggen dat ik nog niet een van de slechtsten in
mijn soort ben. Maar nu wil ik dien heelen boel aan kant doen. Mijn
zoons beginnen groot te worden; om hunnentwil moet ik mijn best doen om
zooveel mogelijk weer in de algemeene achting te rijzen. Dat postje bij
de Bank was om zoo te zeggen de eerste sport op de ladder daartoe. En nu
wil uw man mij van de ladder afschoppen, zoodat ik weer beneden in de
modder kom te liggen.
NORA. Maar, goede hemel, meneer Krogstad, het staat heusch niet in mijn
macht om u te helpen.
KROGSTAD. Dat komt eenvoudig omdat u niet wil. Maar ik bezit de middelen
om u te dwingen.
NORA. U wil toch niet aan mijn man gaan vertellen dat ik u geld schuldig
ben?
KROGSTAD. Hm; en als ik dat nu eens deed?
NORA. Dat zou een schandelijke manier van doen zijn. (_Met tranen in
haar stem_). Dat geheim dat mijn vreugde en mijn trots is, dat zou hij
op zoo'n leelijke en plompe manier
|