KROGSTAD. Die was nabij; maar toen ben jij tusschenbeiden gekomen.
MEVR. LINDE. Buiten mijn weten, Krogstad. Pas van daag heb ik gehoord
dat ik in jouw plaats kom bij de Bank.
KROGSTAD. Ik geloof 't als je het zegt. Maar nu je het weet, trek je je
nu terug?
MEVR. LINDE. Neen, want dat zou je toch niets baten.
KROGSTAD. Baten, baten ... ik zou het toch graag willen.
MEVR. LINDE. Ik heb geleerd met overleg te handelen. Het leven en de
harde, bittere noodzakelijkheid hebben mij dat geleerd.
KROGSTAD. En het leven heeft mij geleerd niet aan mooie woorden te
gelooven.
MEVR. LINDE. Dan heeft het leven je iets heel verstandigs geleerd. Maar
aan daden mag je toch gelooven?
KROGSTAD. Wat meen je daarmee?
MEVR. LINDE. Je zei, dat je stond als een schipbreukeling op een wrak.
KROGSTAD. En ik had alle reden om dat te zeggen.
MEVR. LINDE. Ik zit ook als een schipbreukelinge op een wrak. Niemand om
voor te zorgen en niemand die om mij geeft.
KROGSTAD. Je hebt zelf gekozen.
MEVR. LINDE. Ik had toen geen andere keus.
KROGSTAD. Nou ... maar wat wou je zeggen?
MEVR. LINDE. Krogstad, als wij twee schipbreukelingen nu eens tot elkaar
konden komen?
KROGSTAD. Wat zeg je?!
MEVR. LINDE. Twee menschen samen op een wrak zijn er toch beter aan toe,
dan ieder afzonderlijk op het zijne.
KROGSTAD. Kristine!
MEVR. LINDE. Waarvoor denk je dat ik in de stad gekomen ben?
KROGSTAD. Zou je waarlijk een gedachte voor mij gehad hebben?
MEVR. LINDE. Ik moet werken om het leven te kunnen dragen. Al mijn
levensdagen, zoo lang ik mij herinneren kan, heb ik gewerkt, en dat is
mijn grootste en eenige genot geweest. Maar nu sta ik heel alleen in de
wereld, zoo ontzettend leeg en verlaten. Alleen voor je zelf te werken
geeft geen genot. Krogstad, geef mij iemand en iets om voor te werken.
KROGSTAD. Dat kan ik niet gelooven. Dat is alleen maar de
zelfverheerlijkende overspanning van een vrouw, die zich opofferen wil.
MEVR. LINDE. Heb je ooit gemerkt dat ik overspannen was?
KROGSTAD. Zou je dat waarlijk willen doen? Zeg eens eerlijk ... weet je
alles van mijn verleden?
MEVR. LINDE. Ja.
KROGSTAD. En weet je ook voor wat ik hier doorga?
MEVR. LINDE. Je zei daar straks iets, alsof je meende dat je met mij een
ander mensch hadt kunnen worden.
KROGSTAD. Dat weet ik zeker.
MEVR. LINDE. Zou dat niet nu nog kunnen gebeuren?
KROGSTAD. Kristine ... zeg je dat na rijp overleg? Ja ... dat doe je. Ik
zie het je
|