ijgen_). Is er niet iets dat je opvalt nu wij hier
zoo zitten?
HELMER. En wat zou dat dan moeten zijn?
NORA. Wij zijn nu acht jaar getrouwd. Treft het je niet, dat het de
eerste keer is dat wij beiden, jij en ik, man en vrouw, ernstig samen
spreken?
HELMER. Ja ... ernstig ... wat bedoel je daarmee?
NORA. In volle acht jaren ... ja langer nog ... van onze eerste
kennismaking af, hebben wij nooit een ernstig woord over ernstige dingen
gewisseld.
HELMER. Moest ik je dan, zonder noodzaak, altijd in wijden in
moeilijkheden die je mij toch niet kon helpen dragen?
NORA. Ik spreek niet van moeilijkheden. Ik zeg dat wij nooit eens
ernstig bij elkaar gezeten hebben om iets grondig te bespreken.
HELMER. Maar, liefste Nora, zou dat dan iets voor jou geweest zijn?
NORA. Dat is nu juist de zaak. Je hebt me nooit begrepen.... Er is mij
groot onrecht aangedaan, Torwald. Eerst door Papa en later door jou.
HELMER. Wat! Door ons beiden ... ons beiden ... die meer van jou
gehouden hebben dan van iemand ter wereld?
NORA (_schudt het hoofd_). Je hebt mij geen van beiden ooit liefgehad.
Jij hebt het alleen prettig gevonden om op mij verliefd te zijn.
HELMER. Maar Nora, wat zijn dat voor woorden.
NORA. Ja, het is toch zoo, Torwald. Toen ik thuis was bij Papa, vertelde
hij mij hoe hij over de dingen dacht, en dan vond ik dat alles ook zoo;
of, als ik er anders over dacht, verborg ik het maar, want dat zou hij
niet prettig gevonden hebben. Hij noemde mij zijn poppekind, en hij
speelde met mij zooals ik met mijn poppen speelde. Toen ik in jouw huis
kwam....
HELMER. Wat is dat nu voor een manier om over ons huwelijk te spreken?
NORA (_onverstoorbaar_). Ik bedoel: toen ik uit Papa's handen overging
in de jouwe. Je richtte alles in naar jouw smaak, en zoo kreeg ik
denzelfden smaak als jij; of ik hield mij maar zoo ... ik weet 't zelf
niet goed ... ik geloof dat het zoowel het een als het ander was; nu
eens dit dan eens dat. Als ik er nu op terug zie, komt het me voor alsof
ik hier geleefd heb als een arm mensch ... levend van de hand in den
tand.... Ik heb geleefd van kunsten-maken voor jou, Torwald. Maar jij
wilde dat zoo. Jij en Papa hebben groote zonde aan mij begaan. Jij bent
er schuld aan dat er niets van mij is terechtgekomen.
HELMER. Nora, wat ben je onbillijk en ondankbaar! Ben je hier dan niet
gelukkig geweest?
NORA. Neen, dat ben ik nooit geweest. Ik dacht het te zijn; maar ik ben
het nooit geweest.
H
|