k dacht er over wat nieuws te
beginnen.
REGINE. Dat heb je al zoo dikwijls geprobeerd; maar 't ging toch altijd
weer mis.
ENGSTRAND. Ja, maar dezen keer zal je eens wat zien, Regine!...
De duivel haal me....
REGINE (_stampvoetend_). Schei toch uit met dat gevloek!
ENGSTRAND. Nou ja, nou ja; daar heb je groot gelijk in kindlief! Ik wou
alleen maar zeggen ... ik heb nog al een aardig duitje op zij gelegd van
het werk in het nieuwe gesticht.
REGINE. Zoo, heb je? Nou, dat tref je dan.
ENGSTRAND. Waaraan zal een mensch ook zijn geld uitgeven hier buiten?
REGINE. Nou, en dan?
ENGSTRAND. Wel, zie je, zoo kwam ik er over te denken om het ergens in
te steken dat wat opbrengen kon. Ik dacht zoo iets van een soort
logement voor zeelui....
REGINE. Ajakkes!
ENGSTRAND. Een echt fijn logement, zie je;... niet zoo'n gewoon smerig
ding voor matrozen. Neen, wat bliksem,... het zou iets moeten zijn voor
scheepskapiteins en stuurlui en ... en echt nette menschen, zie je.
REGINE. En dan zou ik...?
ENGSTRAND. Jij zou mij daarbij moeten helpen, ja. Alleen zoo maar voor
den schijn, dat begrijp je wel. Je zult het waarachtig niet moeilijk
hebben, kindlief. Je kunt het net zoo goed hebben als je maar wilt.
REGINE. Jawel ... o ja!
ENGSTRAND. Maar vrouwen moeten er in huis zijn, dat is zoo klaar als de
dag. Want 's avonds zullen wij het een beetje prettig maken met zingen
en dansen en zoowat meer. Je moet denken, het zijn zeelui die
rondzwalken op alle zeeen (_dichterbij_). Wees nou niet dom, en gooi je
eigen glazen niet in, Regine. Wat zal er hier buiten van je worden? Zal
je er hier iets aan hebben, dat mevrouw je van alles heeft laten leeren?
Je hebt niet veel lust om op de kinderen te passen in het nieuwe
gesticht, hoor ik. Is dat dan ook iets voor jou, om je af te beulen voor
die smerige kinderen?
REGINE. Neen, als het ging zoo als ik 't graag wou, dan.... Nou, dat kan
nog komen. Dat kan nog komen!
ENGSTRAND. Wat kan nog komen?
REGINE. Bemoei je daar maar niet mee.... Heb je hier veel geld verdiend?
ENGSTRAND. Alles bij elkaar kan het wel een zeven of achthonderd kronen
zijn.
REGINE. Dat is nog zoo kwaad niet.
ENGSTRAND. Het is genoeg om mee op gang te komen, kindlief.
REGINE. Zou je er niet eens over denken mij wat van dat geld te geven?
ENGSTRAND. Neen, waarachtig niet, daar denk ik niet over.
REGINE. Zou je mij niet eens wat zenden voor een armzalig japonnetje?
ENGSTRAND. Kom maar bij
|