mij
voor zoo iets. Maar waar ik nu eigenlijk over spreken wou is dit, zie
je, dat ik dus van nacht weer naar huis terug ga.
REGINE. Vertrek hoe eer hoe liever wat mij betreft.
ENGSTRAND. Ja, maar ik wil dat jij meegaat, Regine.
REGINE (_met open mond_). Dat ik meega...? Wat zeg je nou?
ENGSTRAND. Ja, ik wil dat je mee naar huis gaat, zeg ik.
REGINE (_honend_). Nooit in der eeuwigheid krijg je mij mee naar huis.
ENGSTRAND. Dat zullen we eens zien.
REGINE. Ja, dat zal je net eens zien. _Ik_, die opgegroeid ben bij
mevrouw Alving, de vrouw van een kamerheer...? _Ik_, die hier bijna als
kind in huis ben.... Zou _ik_ met _jou_ naar huis gaan? Naar zoo'n huis.
Dank je lekker!
ENGSTRAND. Wat bliksem is dat? Wou jij opstaan tegen je vader, deern?
REGINE (_zonder hem aan te zien, bromt_). Je hebt dikwijls genoeg gezegd
dat ik je niks aanging.
ENGSTRAND. Nou, wat kan je dat schelen....
REGINE. Heb je me niet dikwijls uitgescholden voor een...? Fi donc!
ENGSTRAND. Neen, zoo waarachtig als God, zoo'n leelijk woord heb ik
nooit gebruikt.
REGINE. O, ik weet heel goed wat voor een woord je gebruikte.
ENGSTRAND. Nou ja, dat was alleen maar als ik wat aangeschoten was
... hm. De verleidingen zijn menigvuldig in deze wereld, Regine.
REGINE. Bah!
ENGSTRAND. En dat was dan als je moeder onhandelbaar was. Iets moest ik
dan toch zoeken om haar te pesten. Ze deed altijd zoo fijn en voornaam
(_nabootsend_). "Laat me los, Engstrand! Laat me met rust! Ik heb drie
jaar gediend bij mijnheer Alving, den kamerheer, op Rozenheuvel, hoor!"
(_lacht_). Jesses, ja, ze kon maar nooit vergeten dat de kapitein
kamerheer geworden was terwijl zij daar diende.
REGINE. Arme moeder;... die heb je gauw genoeg in het graf geholpen.
ENGSTRAND (_zich oprichtend_). O ja, dat spreekt, ik ben natuurlijk de
schuld van alles.
REGINE (_afgewend, halfluid_). Ajakkes! en dan dat been.
ENGSTRAND. Wat zeg je, kindlief?
REGINE. Pied de mouton.
ENGSTRAND. Is dat Engelsch?
REGINE. Ja.
ENGSTRAND. Ja ... ja; geleerdheid heb je hier opgedaan, en dat kan je nu
goed te pas komen, Regine.
REGINE (_na even zwijgen_). En waarvoor wou je me dan eigenlijk mee naar
de stad hebben?
ENGSTRAND. Kan je nog vragen waarom een vader zijn eenig kind thuis
hebben wil? Ben ik geen eenzame verlaten weduwnaar?
REGINE. Och, kom mij toch niet met zulke praatjes aan boord. Waarvoor
wil je mij thuis hebben?
ENGSTRAND. Dat zal ik je zeggen. I
|