j gaat aan de tafel zitten_).
DOM. MANDERS. Best; dan zal ik het u laten zien.... (_gaat naar den
stoel waar zijn reistaschje ligt, neemt er een pakje papieren uit, gaat
aan de tafel tegenover haar zitten en zoekt een open plek voor zijn
papieren_). Hier hebben we nu vooreerst.... (_afbrekend_). Zeg u mij
toch eens, Mevrouw, hoe komen _die_ boeken hier?
MEVR. ALVING. Die boeken? Dat zijn boeken die ik lees.
DOM. MANDERS. Leest u dergelijke geschriften?
MEVR. ALVING. Ja zeker.
DOM. MANDERS. Voelt u dat u beter of gelukkiger wordt door die lektuur?
MEVR. ALVING. Ik vind dat het mij rust geeft.
DOM. MANDERS. Dat is opmerkelijk. Hoe dat zoo?
MEVR. ALVING. Ja, ik krijg er als 't ware de verklaring en de
bevestiging door, van veel dat ik voor mijzelf heb uitgedacht. Want dat
is het wonderlijke, dat er eigenlijk niets nieuws staat in die boeken.
Er staat niets anders in dan dat, wat de meeste menschen denken en
gelooven. Het is maar de zaak dat de meeste menschen er zich geen
rekenschap van geven, of het niet willen weten.
DOM. MANDERS. Maar lieve Hemel! Gelooft u in vollen ernst dat de meeste
menschen...?
MEVR. ALVING. Ja, dat geloof ik stellig.
DOM. MANDERS. Maar toch niet hier in ons land? Niet hier bij ons?
MEVR. ALVING. O ja, wel zeker, hier bij ons ook.
DOM. MANDERS. Neen, dan moet ik toch zeggen...!
MEVR. ALVING. Maar wat heeft u eigenlijk _tegen_ die boeken?
DOM. MANDERS. Er tegen? U gelooft toch niet dat ik mij bezig houd met
het doorsnuffelen van dergelijke producten?
MEVR. ALVING. Dat wil zeggen dat u heelemaal niet kent wat u
veroordeelt.
DOM. MANDERS. Ik heb genoeg _over_ deze geschriften gelezen om ze af te
keuren.
MEVR. ALVING. Ja, maar uw eigen oordeel....
DOM. MANDERS. Lieve mevrouw, er komt velerlei in het leven voor waarin
men zich moet verlaten op anderen. Dat is nu eenmaal zoo in de wereld;
en dat is ook goed. Wat zou er anders terechtkomen van de maatschappij?
MEVR. ALVING. Jawel, daarin kan u gelijk hebben.
DOM. MANDERS. Overigens ontken ik natuurlijk niet dat er veel
aantrekkelijks in deze boeken zijn kan. En ik kan er u ook geen verwijt
van maken dat u op de hoogte wenscht te blijven van de geestelijke
stroomingen, die zooals men zegt, in de groote buitenwereld omgaan,...
waar u uw zoon zoo langen tijd heeft laten rondtrekken. Maar....
MEVR. ALVING. Maar...?
DOM. MANDERS (_zachter sprekend_). Maar men spreekt er niet over,
mevrouw. Men behoeft toch wa
|